Recensies - Mijn erfenis, Philip Staal
Reactie van Amir Betsalel
Beste meneer Staal, beste Philip,
Zeer dank voor je uitgebreide respons en informatie, en vooral voor je jarenlang inspanning tegen deze pijnlijke schaamteloze misbruik van geld en bezittingen van vermoorde joden, n.b. door prominente leden van de Joodse gemeente.
Onbegrijpelijk. Geld, blijkbaar, maakt (sommige) mensen blind en corrupt, grenzeloos.
Gelukkig zijn er ook veel mensen die het wel goed doen (hoewel ze vaak woorden tegengewerkt), we moeten ook het licht zien anders wordt het ondraagbaar.
Van harte de beste wensen voor het nieuw jaar, gezondheid en geluk.
Met vriendelijke groet,
Amir Betsalel, 20 september 2021.
Reactie op Stefan van der Wegen Faceboek-post
Of je de behandeling van Joodse wezen na de oorlog "opvangen" kunt noemen?
Als je de website van Philip Staal bezoekt en zijn boeken leest krijg je een ietwat andere kijk op de verzorgende instanties en nog meer eerbied voor die wezen die zich toch hebben ontplooid.
Joodse wezen, voor de Nederlandse na oorlogse maatschappij een last, voor Joodse instellingen en beheerders een lucratieve belegging!
Jochem Kornalijnslijper, 5 januari 2021.
HISTORIEK.NET
Gert van Klinken beschrijft de affaire die zeer recent, in 2013, ontstond toen de gemeente Bloemendaal VU-hoogleraar Gezina van der Molen (1892-1978) wilde eren door een nieuw aan te leggen laan naar haar te vernoemen. Het leidde tot een zeer emotioneel debat over Van der Molens naoorlogse houding. Zij leidde de staatscommissie die bepaalde of weeskinderen wel of niet Joods genoeg waren om toegewezen te worden aan Joodse families. Handelde zij vanuit een christelijk superioriteitsgevoel? De scherpte van de discussie blijkt uit het gebruik van termen als ‘kinderroof’.
Het staat buiten kijf dat er met de groep kwetsbare oorlogswezen is gesold en dat hun rechten zijn geschonden,
lees hiervoor het indrukwekkende werk van Philip Staal, econoom en ervaringsdeskundige. Van Klinken roept aan het eind van zijn artikel terecht op tot nader historisch onderzoek naar dit thema, waarin de perspectieven van alle betrokken aan bod moeten komen.
Recensie van: Wim Berkelaar, Ab Flipse, George Harinck, Tjeerd de Jong en Gert van Klinken. Een oorlogsplaquette ontrafeld. Het herdenkingsmonument 1940-1945 van de Vrije Universiteit Amsterdam (Boom, Amsterdam: 2020). Door: Raymund Schütz, 10 oktober 2020.
Persoonlijke strijd om rechtsherstel voor Joodse oorlogswezen.
Mijn erfenis is het uitermate persoonlijke relaas van Philip Staal, zelf Joods oorlogswees. Het boek beschrijft de lange moeizame weg die hij met bewonderingswaardig doorzettingsvermogen is gegaan om rechtsherstel te bewerkstelligen voor Joodse oorlogswezen. Mijn erfenis is een rauw boek waarin de auteur gewetensvol en nauwgezet het hele proces op weg naar de maror-overeenkomst beschrijft.
Maror staat voor ‘Morele Aansprakelijkheid Roof en Rechtsherstel’. Deze overeenkomst heeft betrekking op alle Joden die tijdens de Tweede Wereldoorlog beroofd werden door de Nederlandse overheid, de banken, verzekeraars en effectenhandelaren. Phillip Staal is een van de ondertekenaars van deze overeenkomst met de banken, de Amsterdamse beurs en Joods organisaties. Met deze overeenkomst ontving de Joodse gemeenschap 347 miljoen euro vanuit het oogpunt van rechtsherstel.
Omdat de oorlogswezen in deze overeenkomst niet als belanghebbenden waren opgenomen konden zij geen aanspraak maken op rechtsherstel. Philip Staal beschrijft in Mijn erfenis de lange weg die zij hebben moeten afleggen om een onafhankelijk onderzoek van de grond te krijgen naar het vermogensbeheer van hun erfenissen. Hij deed hiervoor onderzoek in archieven en dossiers en ontdekte dat niet alleen tijdens de oorlog maar ook ná de oorlog miljoenen euro’s die de overlevenden van de Sjoa rechtmatig toekwamen, zijn verdwenen. Niet zelden bleek de weerstand die hij bij zijn onderzoek ontmoette vanuit de Joodse gemeenschap zelf te komen.
Het boek bestaat uit drie delen: Roof, Rechtsherstel en Restitutie. Het eerste deel gaat grotendeels over de jeugd van Philip Staal, deel twee over het naoorlogse rechtsherstel in Nederland en deel drie over de restitutie van de overgebleven Joodse activa, die in 2000 nog steeds aanwezig waren bij de financiële instellingen en de overheid. Het boek eindigt met een persoonlijke noot betreffende de persoonlijke zoektocht van Philip Staal en laat zien wat er gebeurd is met de vermogens van hem en zijn broer en andere oorlogswezen.
Verweven in het boek vertelt Philip Staal zijn eigen verhaal en dat van zijn broer. Meestentijds op sobere wijze, af en toe (zeer begrijpelijk) op sterk emotioneel betrokken wijze, maar steeds authentiek en daardoor aangrijpend voor de lezer. Staal brengt met dit boek ook een eerbetoon aan de wezen van de Tweede Wereldoorlog en hun vermoorde ouders.
Staal verwijst in het boek regelmatig naar zijn website, waar alle stukken als bewijsmateriaal bij het boek zijn opgenomen.
De website is te vinden op: https://www.staal.bz
De Leesclub van Alles, Art Honselaan, Hanneke, 13 mei 2020.
Boekbespreking.
Dit boek Mijn erfenis moet gelezen worden! Bloedstollend verbijsterend relaas over de teloorgang van de erfenis van Joodse oorlogswezen. Maar niet alleen deze kant van het verhaal is van belang.
Het is het verslag van Philip Staal die volledig in zijn recht stond en streed tegen laffe leugens, ordinaire hebzucht en onvoorstelbaar bedrog.
Diepe bewondering heb ik voor meneer Staal, hij is een voorbeeld!
Via deze link kun je het boek lezen.
Jgm van Horne, 25 januari 2020.
Boekbespreking Mijn erfenis
Philip en Marcel Staal uit Amsterdam zijn joodse slachtoffers van de naziterreur. Zij overleefden de gruwelijkheden omdat ze in 1943 net op tijd ondergebracht werden bij een Nederlandse familie. Philip was toen twee jaar oud. Hun ouders en de rest van de familie werden vermoord in de kampen. Philip Staal
schreef een aangrijpend relaas over wat hen is overkomen, over de strijd om het door de nazi's geroofde erfgoed en over de nieuwe strijd met de Nederlands Joodse autoriteiten die het beheer hadden over dat erfgoed (lees: het in beslag hadden genomen). Het is een indringend en bij tijd en wijle schokkend verhaal geworden over oorlogswezen en het falende naoorlogse rechtsherstel. Zeer verbijsterend is de slordigheid waarmee is omgegaan met essentiële gegevens en archieven van geroofd bezit en het feit dat na de Tweede Wereldoorlog joodse bezittingen voor een schijntje werden verkocht aan medewerkers van het ministerie van financiën dat deze bezittingen beheerde.
Philip Staal werd na de bevrijding ondergebracht in een orthodox-joods weeshuis en zijn ervaring is dat er nogal met hem is gesold. Hij wilde zich aanvankelijk volledig afkeren van het joodse geloof, maar in zijn boek staan diverse bijbel-citaten en joodse normen en waarden worden omarmd. Hij is inmiddels Israëlisch
staatsburger.
Staal is opvallend positief over de rol van voormalig minister Zalm. Een opvallende regelmatig terugkerend zin is: 'Dit boek gaat over minder belangrijke zaken, zoals geld'. Het gaat namelijk over het joodse begrip tsedaka (= gerechtigheid).
Ik heb het boek met ingehouden adem gelezen:
fascinerend!
Nico Smit, De Roerom, jaargang 34, Nummer 2, oktober 2019.
WRITERS AT LARGE.
Een goed en helder geschreven boek dat gelezen MOET worden over de grote roof, die men liever onder het tapijt zwiept.
Simon Hammelburg, 24 mei 2018.
Ik heb je boek in een stuk uitgelezen. Ten eerste mijn bewondering voor de gedegen aanpak. Inhoudelijk vind ik het moeilijker om een oordeel te hebben. En dat is expliciet niet omdat mijn grootvader erin wordt vermeld. Met nadruk zonder enig fout, met en zonder opzet, te vergoeilijken (integendeel), probeer ik e.e.a. in de context van de tijd te plaatsen. Dat maakt het geheel complex. Het prikkelt wel tot meer kennis over hoe, wat, waarom. Het zegt ook wat over wellicht bonafide en malafide handelingen van sommige bewindvoerders. Soms ook wel met een uitvoering van arrogantie, onbenul, onhandigheid dan wel onkunde. Ongeacht het antwoord op deze vragen, is het in die gevallen dat het niet goed is gegaan in en in triest dat juist een kwetsbare groep als de wezen hierdoor werd getroffen. Echter, het blijft moeilijk voor mij om de gehele context van het gebeuren te overzien. Denk trouwens dat dit voor een ieder geldt. De manier waarop jij door sommigen werd behandeld benadrukt wel de arrogantie, dan wel de domheid van de betrokkenen. Ik vraag me wel af hoe vaak het wel goed is gegaan en in hoe veel wezen wel correct zijn behandeld. NB: dat mag ook niet tot een rechtvaardiging van wat er fout ging leiden. Hopelijk hebben we het er een keer over.
Jules Vos, 30 januari 2018.
Heb het boek uiteraard gekocht. Wat zal ik zeggen? Kon het boek niet aan 1 stuk uitlezen.
Er waren momenten dat ik zo verdrietig was, dat ik het even weg moest leggen.
Er waren zoveel herkenbare momenten in het boek. Ik heb grote bewondering voor Philip dat hij de kracht heeft gevonden om zo'n moeilijk en bijzonder boek te schrijven.
En nog nu na 72 jaar na de oorlog willen mensen nog steeds niet luisteren wat de wezen hebben meegemaakt.
Ik ben blij met Philip en Henneke hun vriendschap.
Marianne van Geuns, 13 juli 2017.
FACEBOOK
Er is een boek verkrijgbaar dat ik een ieder wil aanraden te lezen! Ik ben ermee bezig en kan het nauwelijks neerleggen.
Geen happy literatuur. Geen verzonnen sprookje. Een BITTERE REALITEIT die niet onder karpet geschoven of gehouden kan/mag worden/blijven.
Heel gevoelig en pijnlijk geschreven door mijn vriend Philip Staal.
"Mijn erfenis" zou door iedereen gelezen moeten worden.
Heske L. Zelemyer, 19 april 2017.
Geachte heer Staal,
Met veel plezier en verdriet heb ik uw prachtige boek gelezen.
Plezier, omdat geschiedenis mij interesseert, verdriet omdat ik ook lees hoe de naoorlogse generatie niet schroomde elkaar te belazeren met het oogmerk om eigen voordeel te behalen...
Ook, omdat ik eenzelfde soort ervaringen heb binnen mijn eigen familie. Is de mens steeds slechter aan het worden?
Ik heb bewondering voor uw doorzettingsvermogen, de lieve manier waarop u over uw vrouw schrijft en ook met u te doen na al uw frustrerende ervaringen.
A. van Agnis, 22 december 2016.
EBURON.NL
Met medeweten en medewerking van de Nederlandse overheid, banken, verzekeraars en effectenhandelaren werden de Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog systematisch beroofd. Rond het jaar 2000, na lange en moeizame onderhandelingen, kregen ze 347 miljoen euro terug, de zogeheten Maror-gelden (Morele Aansprakelijkheid Roof en Rechtsherstel).
Philip Staal geldt als een van de voorvechters van dit rechtsherstel. Jarenlang deed hij onderzoek in archieven en dossiers en ontdekte dat niet alleen tijdens de oorlog, maar ook ná de oorlog miljoenen euro’s zijn verdwenen, geld dat de Joodse oorlogsslachtoffers, waaronder veel oorlogswezen, rechtmatig toekomt.
In Mijn erfenis verweeft hij deze speurtocht met zijn eigen, hartverscheurende levensverhaal, dat begint in de oorlog. Op 21 mei 1943 kreeg hij een laatste knuffel van zijn ouders, Isaac en Anna Staal. Tante Cor loodste Philip en broer Marcel middenin de nacht, achterop haar fiets, naar een veilig onderkomen. Zijn ouders werden kort daarna verraden, opgepakt en afgevoerd naar Sobibor, waar ze zijn vermoord. Na de oorlog groeiden de twee broers op in weeshuizen. Het zou jaren duren voordat Philip Staal de kracht en overtuiging vond om te vechten voor het rechtsherstel van de Joden én de Joodse oorlogswezen. Dat doet hij met niet aflatende kracht.
Econoom Philip Staal (1941) woont met vrouw en familie in Israël. Hij is een van de ondertekenaars van de Maror-overeenkomst met de banken, de Amsterdamse beurs en de Joodse organisaties. Voor zijn werk aan dit rechtsherstel werd hij onderscheiden met de Ridder Orde van Oranje Nassau. Philip Staal publiceerde eerder een gedetailleerd en grondig gedocumenteerd onderzoek naar het vermogensbeheer van de ruim 1300 minderjarige Joodse weeskinderen in Roestvrijstaal: Speurtocht naar de erfenis van Joodse oorlogswezen (Eburon, 2008).
Maarten Fraanje.
BOL.COM
De bezetter roofde tijdens de Tweede Wereldoorlog voor miljarden aan geld en bezittingen van Nederlandse joden. Omgerekend naar vandaag de dag 45 miljard euro. Philip Staal (1941) is overlevende van de Holocaust. Hij was een van de ondertekenaars van de overeenkomst tussen financiële instellingen en joodse organisaties die rond de millenniumwisseling de teruggave regelde van joodse oorlogstegoeden. In die periode wordt hem helder dat nooit goed was gekeken naar het vermogensbeheer van de plusminus 1300 minderjarige joodse oorlogswezen. Staal ging zelf op onderzoek uit. 'Mijn erfenis' is het verslag van zijn zoektocht naar de nalatenschap van zijn ouders. Hij verweeft het onderzoek met zijn eigen levensverhaal, het naoorlogse rechtsherstel en de restitutie van joodse bezittingen. Het geanalyseerde bronnenmateriaal is te raadplegen op de website www.staal.bz. Over dezelfde thematiek schreef de auteur eerder het boek 'Roestvrijstaal' (2008)*.
Elias van der Plicht.
HISTORIEK.NET
Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn de Joden, omgerekend naar nu, voor minstens 45 miljard euro beroofd. Dit gebeurde met medeweten van de Nederlands overheid, banken, verzekeraars en effectenhandelaars. Rond 2000 kreeg de joodse gemeenschap 347 miljoen euro terug, de zogenoemde Maror-gelden (Morele Aansprakelijkheid Roof en Rechtsherstel).
Econoom Philip Staal (1941), wiens ouders in Sobibor omkwamen, maakte zich hard voor dit rechtsherstel. Over zijn eigen oorlogservaringen en zijn gevecht voor rechtsherstel van het Jodendom, schreef Staal het onthullende en inhoudsrijke boek Mijn erfenis (uitgeverij Eburon, 2016).
Staal’s boek bestaat uit ruim 66 korte, goed behapbare hoofdstukken, die onderverdeeld zijn in drie thema’s: de naziroof van joodse goederen en gelden tijdens en na de Tweede Wereldoorlog, de strijd voor het rechtsherstel – die met name in de jaren 1997-2001 in politiek en media gevoerd werd – en de uiteindelijke restitutie via de Maror-gelden. In deze bespreking focussen we ons op de eerste twee thema’s: de roof en het rechtsherstel.
Naziroof en kinderroof.
In het eerste deel gaat Philip Staal, die na de oorlog (1963) naar Israël emigreerde en daar nu nog met zijn vrouw en familie woont (maar regelmatig naar Nederland terugkeerde), in op de Jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog. De gebeurtenissen verweeft hij met zijn eigen ervaringen: Staal springt ook regelmatig terug van heden naar verleden om zijn betoog kracht bij te zetten. Hij gaat hier in op de razzia’s in de Amsterdam Jodenbuurt, de rol van de NSB en ook op de Joodse Raad. Over deze laatste instantie schrijft Staal:
“De razzia’s en deportaties lieten ook bij de Joodse Raad hun sporen na. Op 1 april 1943 bedroeg het aantal medewerkers op de verschillende afdelingen ruim achtduizend, van wie het overgrote deel onbezoldigd. Vier maanden later, begin augustus, waren het er nog iets meer dan duizend, van wie 369 met salaris. Eind augustus van hetzelfde jaar waren er nog slechts 92 regenten en regentessen van de Joodse gemeenschap bij de Raad werkzaam. (…) Na het transport van 29 september 1943 werd Amsterdam door de Duitsers Judenfrei verklaard. Daarmee hield de Joodse Raad op te bestaan.” (32)
Interessant in deel één is, naast de materiële schade die de Joden leden – denk aan het verlies aan geld, sieraden, diamanten, goederen, huizen, et cetera -, Staals relaas over de strijd die Joodse ouders die uit de kampen of onderduikadressen terugkeerden moesten leveren om hun tijdelijk afgestane kinderen terug te krijgen.
Deze kinderen waren in Nederlandse, veelal christelijke gezinnen geplaatst door de Voogdijcommissie Oorlogspleegkinderen (OPK). De OPK stond onder leiding van de gereformeerde Gezina Hermina Johanna van der Molen (1892-1978), die tijdens de oorlog actief was voor het verzet:
“De meest bittere en met emoties beladen strijd was die om de teruggave van hun kinderen. Handelde de OPK uit liefde voor het kind, diezelfde liefde die de verzetslieden ertoe had gebracht het leven van Joodse kinderen te redden door hen bij niet-Joodse onderduikouders te plaatsen? Of was het misschien de ‘liefde voor Christus’ die hen niet toestond dat de Joodse kinderen naar het Joodse milieu zouden terugkeren? Isaac Herzog, opperrabbijn van Palestina, schreef in 1945 in een poging de Nederlandse regering op andere gedachten te brengen: ‘Het zal toch niet waar zijn dat het christendom profijt wil hebben van onze eindeloze tragedie?’ ” (85)
De informatie over de Joodse kinderroof is overigens al langer bekend. In 1991 publiceerde Elma Verhey Om het Joodse kind, waarin zij uitvoerig inging op de naoorlogse strijd van Joden in Nederland om hun kinderen terug te krijgen.
Rechtsherstel
Het naoorlogse rechtsherstel was gebaseerd op Koninklijke Besluiten die de Nederlandse regering in ballingschap in Londen al tijdens de Tweede Wereldoorlog nam. Hiertoe was speciaal de instantie ‘Raad voor het Rechtsherstel’ op gezet. Het rechtsherstel was echter beperkt in zijn functioneren, zo betoogt Staal. Het geroofde goed moest er nog zijn om vergoedingen te kunnen krijgen (verdwenen schilderijen en sieraden werden bijvoorbeeld niet vergoed) en ook moesten claims worden ingediend door de rechtmatige eigenaren zelf, terwijl er net 107.000 Joden, de meerderheid van de Joodse gemeenschap in Nederland, omgekomen waren.
De minister van Financiën Piet Lieftinck (1902-1989) werkte ook niet mee, aldus Staal, door in 1953 het functioneren van de Amsterdamse Beurs te stellen boven rechtsherstel voor de Joden. In 1952 was er een beursstaking geweest als uiting van kritiek op de Joodse roep om rechtsherstel. Lieftinck gaf de gedupeerde effectenhandelaren een vergoeding en zorgde dat de beurs weer openging.
Geld was tijdens de oorlog weggesluisd door de LIRO (Lipmann Rosenthal & Co Sarphatistraat), de roofbank. Maar wie zich bij de instanties meldde kreeg vaak geen schadevergoeding. Laat staan dat ze geroofde goederen terugkregen, die waren namelijk vaak al te gelde gemaakt. Staal schrijft:
“De rechthebbenden die zich na de oorlog bij de roofinstellingen meldden voor teruggave van hun bezittingen kregen meestal nul op het rekest. Hun eigendommen waren veelal door de roofinstelling te gelde gemaakt en dus niet meer aanwezig. (…) De uitvoering van de naoorlogse regelingen duurde tot 1970 en resulteerde in de teruggave van 50 tot 90 procent van de geroofde vermogens. Bij terugbetalingen werd geen rekening gehouden met rente- en indexverlies.” (122)
De uitvoering van de naoorlogse regelingen was koel en bureaucratisch. De voorbeelden zijn bekend, maar ze blijven schokkend. Philip Staal noemt een voorbeeld van een zekere Cohen die na de oorlog terugkeerde uit een concentratiekamp en daar op een pijnlijke manier geconfronteerd werd met de bureaucratie:
“Meneer Cohen die het geluk had zijn verblijf in een Oost-Europees kamp overleefd te hebben, kon bij terugkomst in Nederland nergens wonen. ‘Je hebt vele maanden geen huur betaald; je huurcontract is vervallen en er wonen andere mensen in jouw huis die we er niet kunnen uitzetten. We hebben geen huis voor je beschikbaar’, zo vertelde hem de ambtenaar in zijn vooroorlogse woonplaats. Hetzelfde principe was van toepassing op verzekeringshouders, eigenaren van huizen, hypotheken, enzovoort, enzovoort. Er was dus niet echt sprake van rechtsherstel.” (122)
Enne Koops.
|