wezen.org

www.trouw.nl - Dinsdag 25 januari 2011
|
Podium | Clare Wesselius, publiciste
Een boerka betekent veel meer dan een zwart kleed
Vrouwen hebben honderd jaar gestreden voor gelijke rechten. De boerka voert hen terug naar de rechteloosheid en negatieve moraal.
Demonstratie in Den Haag voor het dragen van een boerka. © ANP
De politie heeft wel andere zaken aan het hoofd dan het beboeten van een vrouw in boerka, meldden de korpschefs in hun nieuwjaarsrede.
Vrijheid van godsdienst betekent dat wie vanwege haar geloof in een boerka wil lopen, daar vrij in moet zijn. Een verbod hierop zou inperking van die vrijheid betekenen. Dat willen velen graag geloven. Is dat zo? Is een verbod op het dragen van een boerka niet juist een bescherming van de vrijheid die we hebben?
De boerka is meer dan een zwart kleed dat vanwege het geloof wordt gedragen. Het is een demonstratief afzetten tegen onze maatschappij waar vrouwen dezelfde rechten verworven hebben als mannen. Het is afzetten tegen de vrijheid en tegen de man-vrouwverhouding van onze huidige maatschappij. Het is een uiting van een vrouwbeeld dat het onze niet meer is. Maar het gaat ook uit van een manbeeld dat wij verafschuwen. Een manbeeld dat we nog kennen uit vroegere tijd.
De vrijheid die we nu hebben is er niet zomaar. Die is bevochten. Om dit te begrijpen moeten we terug naar de negentiende eeuw. Voor vrouwen uit de burgerstand was het toen onmogelijk zich alleen op straat te begeven of in het openbaar op te treden. Hoe gevaarlijk dat was blijkt uit een brief die een anonieme vrouw naar een krant schreef: „Op straat is de vrouw onveilig en blootgesteld aan de grofste behandeling der mannen. Jonge nietsdoeners en nietsnutters menen het recht te hebben elk meisje op straat aan te spreken en aan te raken of zich op onbehoorlijke wijze tegenover haar te gedragen.”
Het was gewoon dat een armelijk geklede vrouw of meisje door mannen benaderd en aangesproken werd als hoer. Wie zich alleen op straat waagde, was vogelvrij. Meisjes van stand kwamen dus ook niet op straat zonder begeleiding.
Er was op zijn minst sprake van een dubbele moraal. Van vrouwen werd verwacht dat ze kuis waren. Mannen daarentegen moesten hun overtollige driftleven kunnen bevredigen. Anders zou dat schadelijk zijn voor hun gezondheid. Het was in die tijd dat sommige vrouwen zich – heel voorzichtig – toch buitenshuis begaven. Weliswaar deden zij hun activiteiten geïnspireerd door hun geloof, toch riskeerden zij hun goede naam. Maar ze zetten door. Heel langzaam veranderde hun filantropie voor de armen en hun hulp aan ’gevallen’ vrouwen in een bewustwording van hun eigen rechteloosheid.
Niet alleen vrouwen keerden zich tegen de dubbele moraal. De prostitutiebestrijder Hendrik Pierson ging, volgens het Friesch Dagblad van die tijd, tekeer „brullend als een hongerige leeuw in een donker woud”. Ook mannen konden zich inhouden en fatsoenlijk gedragen, zei hij. Het beeld van de vrouw als onmondig wezen bleef. Minister Abraham Kuyper zei over de vrouw: „Uw Wille zal den man onderworpen zijn” en dat hem (de man) „de huiselijke heerschappij toekomt.”
De jonge, progressieve en briljante jurist W.L.P. Molengraaff dacht er anders over en nam in 1894 zitting in het door Jeltje de Bosch Kemper opgerichte ’Comité ter verbetering van de maatschappelijke en rechtstoestand van de vrouw in Nederland’.
Het heeft meer dan honderd jaar geduurd en veel strijd gekost voordat vrouwen meer rechten kregen. Tot dan toe stonden de rechten van gehuwde vrouwen gelijk aan die van misdadigers, kinderen en krankzinnigen: geen dus. Getuigenis van een vrouw was minder waard, erfrecht was beperkt. De strijd die al deze vrouwen (en mannen) in de loop van generaties hebben gevoerd, heeft uiteindelijk geleid tot gelijke rechten en gelijkwaardigheid. In die strijd zijn vrouwen geëmancipeerd en mannen veranderd.
De vrouwen en mannen voor ons hebben de strijd om gelijke rechten en vrijheid met grote inzet gestreden. Niet alleen voor zichzelf maar ook voor degenen die na hen zouden komen. Wijzelf dus. Zij verdienen ons respect.
De vrijheid die we nu hebben is zo vanzelfsprekend dat we er niet meer over nadenken. Daarom zijn we geneigd onze schouders op te halen wanneer iemand zich in het openbaar in een groot zwart kleed hult.
Vrouwen die zich in boerka of soortgelijke kleding hullen, gaan terug naar het manbeeld van de negentiende eeuw. Zij kiezen weer voor de rechteloosheid van de vrouw en het negatieve vrouwbeeld van de dubbele moraal. Zelfs wanneer het om een kleine groep gaat, moeten we dat niet accepteren. Daarom is een verbod op boerka’s een bescherming van onze vrijheid en verworven rechten. Het zou goed zijn wanneer deze vrouwen zich daar bewust van zouden worden.
© Trouw 2011.
|
|