Gelukkig hebben we Gaza
Letter & Geest | Door Qanta Ahmed
Qanta Ahmed. © Trouw
Dankzij de Palestijnen hoeven moslims hun eigen ellende niet onder ogen te zien, schrijft de Pakistaans-Britse arts en publiciste Qanta Ahmed naar aanleiding van het Israëlische vloot-incident. „We reflecteren niet. Het ontbreekt ons aan introspectie.”
Overal is de vloot, die op 31 mei met humanitaire hulpgoederen aan boord onderweg was naar Gaza, afgeschilderd als een strijdkracht voor het goede, een symbolische ’bevrijder’, een antwoord op vergeten nood. Om zo’n enorme vracht met miljoenen dollars aan hulp te leveren is inderdaad een groots filantropisch gebaar, maar er is meer aan de hand.
Vanaf het eerste moment verbaasde het mij dat deze schepen nu ineens arriveerden, terwijl de blokkade al ruim drie jaar duurt. Wat me nog meer intrigeerde was dat private Turkse partijen deze dure onderneming op zich namen, terwijl hun regering al jaren een bondgenoot van Israël is en zelfs oefeningen met de Israëlische marine houdt.
Sinds lange tijd is het beeld van Israël wereldwijd hetzelfde: onderdrukkend, wreed, onmenselijk en harteloos. De parallellen tussen Israëli en Jood vervaagden tot één kwaadaardig, onsympathiek creatuur. Het is duidelijk dat wij, de kijkers, de onzichtbare media-auteurs, ieder vermogen tot nuance of onderscheid verloren hebben. In elk verslag wordt de wreedheid van Israël, op het schip of in Gaza, benadrukt.
Nooit hoorde ik een normale discussie over de complexe redenen voor een blokkade, of waarom Egypte jarenlang had meegewerkt aan het in stand houden van de blokkade door het afsluiten van Rafah. Die grensplaats bleef stevig op slot gedurende de gehele militaire Operatie gegoten lood, vorig jaar, zelfs na verzoeken uit de Arabische wereld.
Ik was in de Saoedische hoofdstad Riad gedurende de eerste dagen van deze operatie, in december 2008. Saoediërs zamelden massaal humanitaire hulp in, op aandringen van de hoogste leiders. Ondanks de militaire inval in Gaza werden de hulpgoederen categorisch tegengehouden. Het waren niet de Israëli’s die deze regionale Arabische hulp niet toestonden. Het waren ook geen Joden: het waren moslims. Het was Egypte, een land met een moslim-meerderheid, dat weigerde om Saoedi-Arabië toegang te geven tot een open grens. De Egyptenaren verhinderden zelfs het afleveren van medische hulpgoederen.
En kwam deze weigering voort uit angst voor Israëlische wraak? Misschien, en dat is een prettig idee, waar ook vast iets van waarheid in schuilt. Maar belangrijker is dat de grenzen dichtbleven omdat, simpel gezegd, Egypte geen trek had in massamigratie van mensen uit Gaza.
Dit soort ’details’ zijn irritante, smerige afleidingen van een bedrieglijke, zwartwitvoorstelling van zaken die zowel de media, haar al evenzeer verdeelde publiek als de meesters van de mediamanipulatie geven als het gaat om Israël en Palestina. Terwijl de internationale media instemmen met de beschrijving van Israël als slechterik zonder geweten, groeit de anti-Israël kritiek en worden de commentaren negatiever.
Deze neerwaartse ontwikkeling boezemt angst in; ze zou ons zorgen moeten baren, los van onze politieke opvattingen of religieuze achtergrond.
Bij de BBC verklaarde een woordvoerder van Hamas dat de inwoners van Gaza geen behoefte hadden aan hulp. „We hoeven onze magen niet te vullen.” In de minachting die sprak uit zijn nonchalante commentaar onthulde hij het hoofddoel van de vlootmissie: de blokkade op de proef stellen, niet het verlichten van de materiële behoeften van de noodlijdende Palestijnen. De vloot was een vernederende en provocerende politieke zet, geen hulpkonvooi.
Zijn opmerkingen leggen bloot hoezeer de Palestijnen politieke pionnen zijn geworden, in plaats van een volk. Terwijl we gewend zijn geraakt aan het feit dat voor de Israëli’s de Palestijnen ’de anderen’ belichamen in de vorm van een veiligheidsdreiging, slagen we er niet in onder ogen te zien hoe wij zelf de Palestijnen op sinistere wijze tot object maken. Dat houden niet alleen hun eigen corrupte leiders in stand, maar ook de rest van de moslimwereld.
Voor ons, moslims, is het noodzakelijk dat de Palestijnen opgesloten blijven in hun hopeloze toestand, zodat ze kunnen blijven dienen als de blinde vlek van de oemma, de mondiale moslimgemeenschap. Dankzij de gekooide Palestijnen hoeven we onze eigen ellende niet onder ogen te zien. Als we onze ogen daarvoor zouden openen, zouden we verloren zijn, ontwapend, en verbijsterd dat we het moesten stellen zonder afgelegen oord waar we onze woede op kunnen richten – Gaza en de Westelijke Jordaanoever. Liever richten we al onze aandacht daarop, en dat doen we zo monomaan dat we Darfur nauwelijks een blik waardig gunnen.
Pleit dit Israël vrij? Nee. Raakt dit ook ons, moslims? Zeker weten. Laat me de zelfkastijding voortzetten.
Ten tijde van het incident met de vloot vond in Pakistan, mijn land via vaderlijke en moederlijke lijn, de uitzonderlijke massamoord plaats op 120 gematigde, pacifistische moslims, leden van de Ahmadiyya-beweging die streeft naar een vreedzame, pluralistische islam. Zij werden in koelen bloede vermoord door medeburgers, landgenoten, moslims net als zij. Onder de slachtoffers waren veel oudere mannen, honderden mensen raakten gewond, sommigen stierven later. De hulpdiensten verschenen pas na twee uur, de Pakistaanse politie deed niets, het leek alsof ze toelieten dat dit gebeurde, te bang om in te grijpen.
Waar bleef de nationale en internationale woede over de dood van deze moslims? Waar is onze oemma nu? Waar blijven de moslims die roepen om een onderzoek naar oorlogsmisdaden door de lakse en steeds onwilliger Pakistaanse ’leiders’? Wij, de moslims, hebben ineens geen stem, geen tong meer, we zijn afgemat, niet geraakt. Maar op de een of andere manier maakt Gaza ons blind van woede.
In Pakistan heerste dus oorverdovende stilte na de massamoord. Maar toen de Israeli Defense Force (IDF) op 31 mei zes passagiers doodde, was dit bloedvergieten aanleiding genoeg om een onderzoek naar oorlogsmisdaden door een gekozen regering te gelasten, een regering die de leiding heeft over haar militairen die een publieke, langdurige zeeblokkade moeten bewaken – een blokkade die in de regio stilzwijgend geaccepteerd is, ongeacht de ethiek ervan.
Tijdens de schermutselingen werd er niet alleen een lid van de IDF in het water gegooid. Ook de moraal ging overboord.
Zoals de meeste dingen in het leven is de moraal helaas een beetje ingewikkelder dan sommigen je willen doen geloven. Tegenwoordig raakt de moraal in het Midden-Oosten diep in vergetelheid, wat overblijft is afgedankt wrakhout dat ronddobbert in een pandemonium van ondoordacht, hysterisch handelen.
Israël wordt met verschillende maten gemeten en met een afnemende objectiviteit door degenen die los staan van Israël. Israël zelf kan niet objectief zijn omdat het verstrikt is in een vreselijk dilemma. Hamas, dat er zorgvuldig op toeziet dat degenen die sterven van de honger in Gaza niet gevoed worden, is dezelfde club die miljoenen dollars uitgeeft om via de televisie jonge, kneedbare geesten te indoctrineren. Kijk zelf maar, ga naar Palestinian Media Watch. Kinderen van vijf tot zeven jaar zijn bijzonder gevoelig voor het ontwikkelen van een hechte, persoonlijke relatie met God. Precies op deze leeftijd worden ze gebombardeerd met ’Hamas Box Office’-producties: propaganda die islamitisch zelfmoordterrorisme verheerlijkt.
De zorgen van Israël over het openstellen van Gaza, waarbij het niet kan inschatten of er wapens, bommen en de alomtegenwoordige zelfmoordterrorist binnenkomen, zijn gegrond. Israëls zorgen verdienen meer dan een vluchtig debat vol soundbytes.
Ja, moslims moeten zich zorgen maken over Hamas als dat na de opheffing van de zeeblokkade ongecontroleerde hulp krijgt van Syrië, Libië of Iran. Want Hamas en geestverwanten zijn een middel zijn tot een doel dat alleen zijzelf onderschrijven. Hamas heeft net zo min aandacht voor het isolement en de misère van de Palestijnen als de Egyptenaren.
Wie zijn wij om de Israëli’s en hun beleid te veroordelen, als de moslimwereld de meest basale islamitische waarden loslaat? Ze steunt – hardop of zwijgend – zelfmoordterroristen. Die steun is profijtelijk. Nabestaanden van deze martelaren krijgen geld van Hamas, plus een geestelijk loon in de vorm van trots op een zoon of een vader die uit vroomheid zijn leven heeft gegeven voor de islam. Zo veronachtzaamt de moslimwereld de heiligheid van het leven en verkwanselt ze de bescherming van het zwakste in de samenleving, het kind.
Kortom: voor ons collectieve islamitische superioriteitsgevoel is ons morele kompas even buiten gebruik als we naar onszelf kijken. We reflecteren niet. Het ontbreekt ons aan introspectie. In ons steeds groteskere spiegelbeeld herkennen we onze medeplichtigheid aan de immoraliteit.
Voor mij is er geen dilemma als ik naar het vlootincident kijk. Hoeveel kilometers het schip van de Israëlische wateren verwijderd was, is irrelevant. De intentie van de bemanning was duidelijk. Dat ze weigerden aan te meren bij Ashdod onderstreepte de symboliek – ze wilden niet echt helpen. Hun doel was overduidelijk niet om hongerigen te voeden of armen te kleden, maar om een politieke schok te veroorzaken, ongeacht de regionale en internationale schade.
Als dochter van ouders die beiden in hun jeugdjaren als gevolg van de scheiding van Pakistan en India hun huizen moesten verlaten erger ik me aan commentaren als die van de Amerikaanse journaliste Helen Thomas, die zei dat ’alle Joden terug moesten gaan’ naar waar ze maar vandaan waren gekomen. Ik vind dat een van de angstaanjagendste ontwikkelingen in de hysterie die het vlootincident heeft ontketend. Als het aanvaardbaar wordt om te zeggen dat een ras, een groep, een cultuur ’terugmoet’ (wat kan neerkomen op terugkeer naar plaatsen waar deze groepering is uitgeroeid), dan belanden we in een ongekend stadium van morele ontaarding. Want dan is er geen enkele plek meer veilig – niet de mijne, niet de jouwe.
Overigens, dat Joden als ras worden gezien onderstreept nog maar eens hoe diep het antisemitisme zit waarmee deze bijzondere ’Mensen van het Boek’ al duizenden jaren te maken hebben. Het is moeilijk voor niet-Joden om deze diepgewortelde kwelling goed te begrijpen.
Wanneer gaan we begrijpen dat Israëls veiligheidsprobleem ieders probleem is, dat een bedreigde Jood een bedreigde moslim is, dat zelfmoordterroristen bij jou in de buurt kunnen komen, dat er geen moraal schuilt in het vernietigen van leven en dat deze problemen zo groot zijn dat ze van ieder van ons vragen om samen te werken en niet te polariseren en van elkaar te vervreemden? Wanneer breekt dat moment aan?
© Trouw 2010.
|