Nieuwsbrief
Artikelen
Prikbord
Documenten
Bestellen


Trouw
www.trouw.nl - maandag 9 februari 2009
De Verdieping | Nico de Fijter

Hoe geraffineerd ook, het blijft antisemitisme


Poolse kinderen, kort na aankomst in
vernietigingskamp Auschwitz. © ANP

Met zijn holocaustontkenning plaatst bisschop Williamson zich in een traditie die al kort na de oorlog begon. Holocaustontkenners zijn zich sindsdien steeds geraffineerder gaan gedragen – wetenschappelijk, noemen ze hun betogen. Maar uiteindelijk zijn en blijven ze niets anders dan antisemieten.

Het ontkennen van de holocaust is bijna zo oud als de holocaust zelf. Het waren de nazi’s zelf die nog tijdens de oorlogjaren al op verhullende manier spraken over de massale en georganiseerde vernietiging van de Joden: de Endlösung der Judenfrage, de oplossing van het Jodenvraagstuk, noemden ze de massale Jodenvernietiging. Met die bijna bureaucratische typering van hun gruweldaden legden de nazi’s de kiem voor het toedekken, het minder gruwelijk doen lijken en het ontkennen van de holocaust.

Het duurde niet lang voordat dat werkelijkheid werd: al in 1947 opende de Fransman Maurice Bardèche de aanval op wat hij de ’geallieerde oorlogspropaganda’ noemde. Een fiks deel van het holocaustbewijs is vervalst, beweerde hij. Dat er Joden waren omgekomen in concentratiekampen ontkende hij niet, maar dat kwam door omstandigheden die nu eenmaal bij oorlogen horen, zoals honger en ziekte. Gaskamers waren er wel, maar die waren alleen maar bedoeld voor desinfectie. Nazi-Duitsland was nooit uit op de vernietiging van de Joden, zei hij. De schuld van de oorlog legt hij bij de Joden zelf.

Daarmee is Bardèche (1907-1998) een klassiek voorbeeld van een holocaustontkenner: van een geplande vernietiging van de Joden was geen sprake, Hitler had er in ieder geval geen opdracht toe gegeven; er zijn wel Joden omgekomen, maar zeker geen 6 miljoen; en dat er Joden zijn omgekomen in de gaskamers is een fabeltje. Die drie ontkenningen keren voortdurend terug. Vaak aangevuld met de bewering dat de schuld voor de oorlog niet bij nazi-Duitsland lag, dat de holocaust het product is van een groot zionistisch complot, en dat geld voor dat laatste de belangrijkste beweegreden was. ’De holocaust is een verzinsel van de Joden in een poging de rest van de wereld te chanteren en de staat Israël van sympathie, geld en legitimiteit te voorzien’, schrijft Ahmed Rami op zijn rabiaat anti-Joodse website.

Hun betogen omkleden de holocaustontkenners vaak met zeer fantasierijke beweringen. Zoals de Amerikaan W.D. Herrstrom in 1952 deed. Er leven in de Verenigde Staten zo’n 5 miljoen illegale immigranten en de meeste van hen zijn Joden, schreef hij toen. ’De Joden vind je niet in Hitlers ovens. Je vindt ze hier op straat, in Amerikaanse steden’.

Dat soort uiterst extreme beweringen vonden in de eerste naoorlogse jaren weinig gehoor. Dat kwam doordat de eerste ontkenners van de holocaust vaak nog konden weggezet als extremisten en fascisten. Ik ben een fascist, zei holocaustontkenner Bardèche over zichzelf. Dat maakte het makkelijker hem te negeren.

In haar boek ’Denying the Holocaust - the growing assault on truth and memory’ schetst Deborah Lipstadt, hoogleraar aan de universiteit van Atlanta en autoriteit op het gebied van de holocaustontkenning, hoe de ontkenners aan de haal gaan met de feiten, hoe zij selectief omgaan met bewijsmateriaal, dat ze tegelijkertijd veelal als leugens pogen af te doen. De ontkenners, zegt Lipstadt, onderbouwen hun beweringen met een uiterst complexe, bijna niet te overziene stapel aan zogenaamde feiten, die voor de gemiddelde lezer niet mee te volgen is. Het is een terugkerende karaktertrek van de holocaustontkenner: met een berg aan informatie de toehoorder in verwarring brengen.

Hoe je holocaustontkenning kunt volhouden als zelfs de nazi’s toegeven dat ze zich schuldig hadden gemaakt aan systematische vernietiging van Joden? Dat is niet zo moeilijk, roept de ontkenner dan: wat zou jij roepen als je voor de doodstraf moet vrezen tijdens de Neurenberger processen? Dan praat je je aanklagers toch naar de mond? Of – nog erger – hij zegt: Kun je nagaan hoe goed georganiseerd en krachtig dat zionistisch complot is, dat zelfs de nazi’s erin geloven.

„Vanaf de jaren zeventig worden holocaustontkenners steeds geraffineerder”, zegt Lipstadt. Ze zien in dat het rechtvaardigen of ontkennen van het antisemitisme van de nazi’s niet vol te houden is. Ze beginnen, voor de bühne althans, dat antisemitisme zelfs te betreuren. Het gaat ons er niet om nazi-Duitsland te verdedigen, klinkt het. We beweren ook niet dat nazi-Duitsland het beste voor had met de Joden (alhoewel de invloedrijke ontkenner Paul Rassinier dat standpunt lange tijd volhield). Het gaat ons om de waarheid, zeiden steeds meer holocaustontkenners. En: Met de lezing die de wereld ons wil doen geloven wordt de waarheid niet gediend.

In de lijn van die ontwikkeling past de oprichting van het Institute for Historical Review (IHR), in 1978. De holocaustontkenners – het past in hun steeds geraffineerder opstelling – proberen zich op wetenschappelijke wijze te presenteren. ’Revisionisten’ noemen ze zich steeds vaker. Historische revisionisme is de term voor het onderzoek naar de geschiedschrijving. Nieuwe feiten en nieuw onderzoek moet gedane geschiedschrijving herzien en zodoende tot een accurater verhaal leiden. Het IHR houdt zich met revisionisme bezig, zegt het IHR. Op zijn website ontkent het instituut een holocaustontkennende organisatie te zijn: ’Elke wetenschapper die zich met de twintigste eeuw bezighoudt erkent de catastrofe die het Europese Jodendom tijdens de Tweede Wereldoorlog ten deel viel’. Tegelijkertijd: tal van notoire holocaustontkenners zijn bij het IHR aangesloten. En de directeur van het IHR, Mark Weber, staat bekend om zijn holocaustontkenning. ’De holocaust is een religie (...) Een religie voor losers’, zei hij ooit. Een jaar na oprichting loofde het IHR 50.000 dollar uit voor diegene die kan bewijzen dat de nazi’s gaskamers gebruikten voor de uitroeiing van Joden.

Doordat holocaustontkenners zich steeds meer op wetenschappelijke manier hebben geprobeerd te profileren – ’pseudowetenschappelijk’, noemt Lipstadt hun pogingen daartoe – vindt hun gedachtegoed wel steeds vaker zijn weg naar het grote publiek.

© Trouw 2009.


top