Volkseconoom is nu een eretitel
Arnold Heertje: „Er is onder Nederlandse economen een gebrek aan kennis van wat ik doe.” © FOTO JÖRGEN CARIS, TROUW
Hoewel hij eerst dacht predikant te worden, wijdde Arnold Heertje zijn leven aan de economische wetenschap. Vandaag krijgt hij voor zijn bijdrage aan die wetenschap de driejaarlijkse Pierson-penning, de hoogste Nederlandse onderscheiding in de economie. „Het is een lange weg geweest.”
Bij het grote publiek is hij bekend van de economieboeken voor het middelbare schoolonderwijs. Met zijn boek ’De kern van de economie’ was Arnold Heertje (1934) voor generaties Nederlanders de eerste kennismaking met het economische vakgebied.
Hoewel al in 1962 uitgegeven, dient het boek nog altijd voor veel scholen als basis voor het economisch onderwijs. Zijn veelvuldige optreden in de media en het publieke debat rond economische en maatschappelijke vraagstukken leverden hem de bijnaam ’volkseconoom’ op.
„Toen die term voor het eerst werd gebruikt, was dat niet positief bedoeld”, zegt Heertje nu. „Denigrerend eerder: schrijver van schoolboekjes, iemand die niet zoveel weet. Ik heb me daar altijd over verbaasd. Het is het beeld dat mensen van mij hebben, maar dat is niet de werkelijkheid.”
De werkelijkheid is dat Heertje vandaag de prestigieuze Pierson-penning krijgt, die eens in de drie jaar wordt toegekend aan een Nederlands econoom die uitzonderlijk heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van het vakgebied. Heertje voegt zich daarmee in het rijtje met namen als Nobelprijswinnaar Jan Tinbergen, Theo van de Klundert en Rick van der Ploeg. Het bestuur van de Stichting Mr. N.G. Pierson Fonds, dat dit jaar honderd jaar bestaat, roemt Heertje’s werk op het gebied van het zogeheten brede welvaartsbegrip, en zijn trendsettende werk over de economische gevolgen van innovatie en technische ontwikkeling.
Opnieuw dient zich hier het verschil tussen het beeld en de werkelijkheid aan, denkt Heertje. „Er is onder Nederlandse economen een gebrek aan kennis van wat ik doe.” Bij zijn afscheid als hoogleraar in 1999 kreeg hij een artikelenbundel aangeboden met bijdragen van onder anderen Nobelprijswinnaars Joseph Stiglitz en Paul Samuelson. „Twee secretaresses van mij zaten achter in de zaal en hoorden de mensen fluisteren. ’Hoe kan dat, waar kent hij die mensen van?’ Ik denk niet dat daar kwaadaardigheid achter zit, maar ik heb er toen enorm om moeten lachen.”
Terugkijkend verbaast Heertje vooral zichzelf. „Het had allemaal heel anders kunnen lopen. De bedoeling was dat het anders zou lopen.” Als achtjarig jongetje moest hij onderduiken uit angst voor de Jodenvervolging. Het gezin Heertje overleefde dankzij de hulp van diegenen die hun een plek boden in de oorlog, maar de verliezen waren groot.
„Lijfelijke verliezen in de eerste plaats. Mijn moeder verloor haar moeder in de oorlog. Haar broer, haar zuster, haar zwager. Maar er was die andere kant. We waren niet uitgeschakeld, zoals de bedoeling was geweest. We waren niet definitief verslagen.
„Ik heb op die periode vaak teruggekeken en me afgevraagd: waarom heb ik hier niets aan overgehouden? Veel overlevenden van de Jodenvervolging zijn daarvan begrijpelijk in de war geweest. Maar ik ging gewoon naar de zesde klas van de lagere school, en direct door naar de hbs-b, waar ik als 17-jarige als jongste in de klas examen deed. Ik heb het proberen te verklaren: wat gebeurt er met een achtjarig jongetje dat zoiets verschrikkelijks meemaakt, ondergedoken zit? Een echt antwoord heb ik daar nooit op kunnen geven.”
Vele jaren later pas kreeg Heertje onverwacht een ander perspectief aangereikt. „Na afloop van een lezing kwam eens iemand op me af die mij voorhield wat een enorme verrijking die tijd van ondergedoken zitten moest zijn geweest. Dat was een enorme eye opener. Tijdens het onderduiken verhuisde je veel, en telkens kwam je terecht in andere omgevingen, bij mensen met andere achtergronden, godsdiensten en politieke overtuigingen. Je was als het ware gedwongen op reis, vaak was je maar een paar weken achtereen op dezelfde plek. Maar al die mensen waren er om mij te beschermen. Ik kan niet zeggen hoe of in welke mate, maar ik ben ervan overtuigd dat dat een grote positieve invloed op mij heeft gehad. Een invloed op je mate van verdraagzaamheid ten opzichte van anderen, van andere overtuigingen en je aanpassingsvermogen.
„Direct na de oorlog had ik een duidelijk beeld in mijn hoofd: de loop der dingen heeft mij hier gebracht, ondanks alles wat er had kunnen gebeuren. Nu is het zaak zo snel mogelijk hier vandaan te rennen. Ik sluit niet uit dat ik juist vanwege de verschrikkingen in de oorlog een extra impuls voelde om iets te bereiken, maar ik kan het niet beoordelen. Er is een boek van Ischa Meijer: ’Een jongetje dat alles goed zou maken’. Dat spreekt mij erg aan, en ik denk dat ik dat in zekere zin ook wel zo voelde.
„Na de hbs haalde ik op mijn 22ste cum laude mijn doctoraal, en vier jaar later ben ik cum laude gepromoveerd. Toen heb ik mezelf voorgehouden: ’Je moet nu niet denken dat je wat voorstelt’. Het is een groot gevaar te denken dat je er bent. Je doet het goed, en in Nederland werd dat ook erkend, maar internationaal stel je helemaal niets voor. Toen ben ik internationaal contacten gaan zoeken, en die heb ik mijn verdere leven altijd onderhouden.”
Al in 1958 werd Heertje door zijn promotor Pieter de Wolff naar de Verenigde Staten gestuurd, om bij de latere Nobelprijswinnaar en van oorsprong Nederlandse econoom en wiskundige Tjalling Koopmans aan Yale te studeren. Daar ontmoette hij onder anderen James Tobin, en deelde hij zijn kamer met Edmund Phelps, die beiden later ook de Nobelprijs kregen. Direct na zijn promotie ging Heertje aan het werk in Duitsland, en legde contacten met Franse en Italiaanse collega’s.
„Vanaf het begin ben ik geabonneerd geweest op ongeveer veertig verschillende economische tijdschriften uit de hele wereld. Niet dat ik altijd alles gelezen heb. Maar ik heb wel overal kennis van genomen, om een indruk te krijgen van wat je niet weet. Hetzelfde geldt voor mijn boekencollectie (circa 12.000 wetenschappelijke werken, red.): je kunt niet alles lezen, maar wel kennis nemen van wat er verschijnt in je vakgebied. Als je ergens tegenaan loopt, kun je dat later eens rustig nazoeken.
„Zo was ik heel jong al heel breed georiënteerd. Mijn boeken werden vertaald en in het buitenland uitgegeven, en ik werd gevraagd andere boeken in het buitenland weer te redigeren. En dat terwijl men mij in Nederland alleen kent als die man die dat economieboek voor de middelbare school heeft geschreven. Dat heb ik altijd heel grappig gevonden.”
Die brede oriëntatie is in de huidige economische wetenschap nauwelijks nog aanwezig, signaleert Heertje. „De trend is almaar verder gaande specialisatie. Er ontstaan steeds meer afgebakende deelterreinen binnen bestaande vakgebieden als macro-economie, monetaire economie, ontwikkelingseconomie. Voor het onderwijs is dat desastreus. Studenten hebben behoefte aan samenhang in de stof die hun wordt onderwezen. Het onderwijs moet zoeken naar mensen die overzicht hebben.”
En niet alleen in het onderwijs ontstaan daardoor problemen, ook de maatschappelijke rol die economen vervullen, staat onder druk van de huidige hokjesgeest. „Er is een gebrek aan mensen die het geheel overzien en in het totale plaatje verbanden aan kunnen wijzen. Daar heeft de samenleving behoefte aan. Specialisten zitten vaak vast in hun eigen onbegrijpelijke taalgebruik. Ik probeer nog altijd aan de hand van de actualiteit de implicaties van de economische wetenschap te populariseren. Je moet de nieuwste inzichten in het actuele verwerken om zo aan het publiek uit te leggen wat de maatschappelijke betekenis ervan is.”
Juist nu, in de tijd van de grootste economische crisis sinds de jaren dertig, speelt het gebrek aan overzicht de samenleving parten, vindt Heertje. Als antwoord op de teruggang in de economie worden in allerijl plannen bedacht om werkgelegenheid en winst voor bedrijven te behouden. Maar ten bate van wat? „In Nederland gaan we nu kantoren bouwen, omdat het werk oplevert en de economie weer op gang zou brengen. Natuurlijk zeggen projectontwikkelaars dat er behoefte aan is, maar u en ik weten dat als die kantoren straks af zijn, we ze aan de bestaande voorraad lege kantoren kunnen toevoegen.”
„Er is slechts sprake van een lokaal optimum: wie nauwelijks om zich heen kijkt ziet toenemende werkgelegenheid en de kans voor ontwikkelaars om winst te maken. Maar vanuit algemeen oogpunt is dat natuurlijk flauwekul.”
„Het moet gaan om werkgelegenheid in iets waar mensen uiteindelijk iets aan hebben. Want tegelijkertijd wordt geconstateerd dat grootschalige isolatie van woningen niets oplevert. Te weinig winst en werkgelegenheid. Maar bekeken vanuit een internationale energie- en klimaatcrisis is het ontzettend nuttig op lange termijn energie te gaan besparen.”
„Economie”, zo doceert Heertje inmiddels, „draait uiteindelijk om behoeftes van mensen. In de aanloop naar de crisis is juist de mens volledig uit beeld geraakt. Verzekeraars dachten dat het goed ging met hun bedrijf omdat zij via tussenpersonen zoveel polissen verkochten. De omzet en winst waren inderdaad hoog, maar zij konden helemaal niet zien of die tussenpersoon mensen wel polissen verkochten waar zij behoefte aan hadden.”
„Dat heeft te maken met het ruime welvaartsbegrip waar ik al zolang onderzoek naar doe. Economie moet in meer worden uitgedrukt dan groeicijfers alleen. Hoe kun je zaken als natuur, luchtontwikkeling, gezondheid en de omgeving in het welvaartsbegrip betrekken?”
Sinds de kredietcrisis staat de discussie over dat brede welvaartsbegrip weer volop in de actualiteit. „Het zijn gouden tijden”, lacht Heertje. Met zijn 75 jaar is hij nog altijd bezig zijn inzichten in economische theorie te vangen. „Het ministerie van economische zaken pakt die discussie nu ook op. Bij de Sociaal-Economische Raad is onlangs een adviesaanvraag ingediend voor een breder welvaartsbegrip. Maar ik ben al jaren bezig met die thematiek.” De erkenning, die spreekt uit de Pierson-penning en het feit dat er maatschappelijke en politieke aandacht voor die ideeën komt, doen hem goed. „Het is een lange weg geweest. Maar ik ben, ondanks een groot verlies, een gelukkig man.”
© Trouw 2009
Arnold Heertje – cv
Arnold Heertje werd op 19 februari 1934 geboren in Breda in een Joods gezin dat door onder te duiken de Tweede Wereldoorlog overleefde. Heertje studeerde en promoveerde cum laude in de economie aan de Universiteit van Amsterdam. Van 1964 tot 1999 was hij hoogleraar staathuishoudkunde aan de juridische faculteit van die universiteit, en vanaf 1997 tot 2006 was hij daar bijzonder hoogleraar in de geschiedenis van de economische wetenschap. Heertje is lid van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen.

|