Nieuwsbrief
Artikelen
Prikbord
Help ons
Petitie


Trouw
www.trouw.nl - woensdag 13 december 2006

Joodse vragen snijden in mijn christelijk vlees
door Cokky van Limpt

Simon Schoon, voortrekker van de joods-christelijke dialoog, zwaait af: morgen als hoogleraar in Kampen, volgend jaar als predikant in Gouda. „De ontmoeting met overlevenden van de Shoah heeft mijn leven bepaald.”


Die Jezus van jullie kan de Messias niet zijn, want waar is dat koninkrijk?

Ojec veranderde in 25 jaar de houding van de kerken Simon Schoon richtte in 1981 het Overlegorgaan van Joden en christenen (Ojec) op. Tien jaar was hij voorzitter. „De interesse voor het jodendom was enorm, voor veel christenen was het een herontdekking. Pas toen drong de Shoah tot het grote publiek door. Leerhuizen floreerden, het Ojec stond in de belangstelling. Duizenden bezochten forumavonden.”

Volgens Schoon is het een ’mirakel’ dat het Ojec gevoelige kwesties overleefde. Zoals de – verijdelde – bouw van een nonnenklooster in Auschwitz, het gewonnen proces tegen het evangelistenechtpaar Goeree dat Joden de schuld van de Holocaust gaf, en het conflict met de Raad van Kerken, die tegen de zin van het Ojec de PLO wilde erkennen. Schoon: „We waren niet uit de krant weg te slaan in die tijd.” Dat is voorbij; het Ojec verkeerde lang in een ’coma’. Nu lijkt er weer wat leven in te zitten, zegt Schoon over het orgaan dat in november 25 jaar bestond. Het is, relativeert Schoon, de getijdenbeweging die feministische of bevrijdingstheologie ook kennen. „Bovendien gaat de kerk achteruit. Het aantal studenten en docenten neemt af. Overal wordt beperkt en bezuinigd.” De balans van een kwarteeuw Ojec is dat er volgens Schoon ’in de jaren tachtig en negentig in de protestantse kerken veel verbeterd is’. In 1974, toen de predikant naar Israël ging, had hij volgens de kerkorde nog een ’onverbloemd missionaire opdracht: Joden betuigen dat Jezus de Christus is’.

Nú stelt de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland, dat ’de kerken zijn geroepen om gestalte te geven aan de onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël’. „Dat geeft treffend weer hoe de opvattingen zijn veranderd.”


Belangstelling voor het jodendom zat er vroeg in bij Simon Schoon (62). In zijn werkkamer in Gouda haalt hij een ingelijste foto tevoorschijn: „Mijn grootvader. Hij was leider van het verzet in Alkmaar, werd opgepakt en afgevoerd naar Dachau. Hij overleefde het concentratiekamp, maar stierf aan de gevolgen, kort na de bevrijding.”

Tijdens zijn studie theologie schreef Schoon bij Gerard Rothuizen een scriptie over antisemitisme. „Maar met mijn vertrek naar Israël is het pas goed begonnen.”

Schoon werd in 1974 aangesteld als gereformeerd predikant in Nes Ammim, de enige christelijke mosjav (dorp) van Israël, in 1963 opgericht voor de dialoog tussen Joden en christenen. Met zijn gezin woonde en werkte hij er tot 1981. „Ik was dertig toen ik erheen ging, een simpele evangelische jongen. Maar de ontmoeting met Israël heeft mijn theologie totaal veranderd. Zo gaat dat altijd bij mij: eerst de ervaring, dan de duiding en theologische reflectie.”

De jonge dominee werd meteen met zijn neus op de feiten gedrukt, want de buren van Nes Ammim, in een nabijgelegen kibboets, waren overlevenden van de Shoah. „Uit het getto van Warschau, met zo’n nummer in hun arm gekerfd. Tegelijk was er de spanning tussen Joden en Palestijnen in Galilea, met in 1977 de Palestijnse opstand tegen de Israëlische landonteigening, waarbij mensen omkwamen. Heel verwarrend, en spannend.”

Schoon heeft nog steeds vrienden aan beide kanten. Die elkaar niet kenden. Joden vroegen hem hoe Palestijnen dachten en omgekeerd. „De Israëlische geheime dienst hield me in de gaten omdat ik zoveel Palestijnse contacten had. Palestijnen wantrouwden me omdat Nes Ammim toch een pro-Joods project was. Dat heeft mij van het begin af gestempeld: ik stond en ik sta ertussenin. En dat vind ik de enige positie die de kerk past, je moet heel bewust met beide kanten contact houden.”

Hoogleraar Schoon wordt in Kampen opgevolgd, door judaïca Dineke Houtman. Een teken dat het kerkelijk denken over het jodendom veranderd is, zegt Schoon. Het is ook een erkenning van zijn vak, de verhouding jodendom-christendom.

Een voorval als met ds Cees Mos, die eerder dit jaar in Wassenaar een antisemitische preek hield, noemt Schoon een ’incident’. „Zulke opvattingen tref ik niet aan bij de grote groepen predikanten en pastoraal werkers die ik in het postacademisch onderricht in Kampen jarenlang heb begeleid. Er is juist veel meer antenne en respect gekomen voor het jodendom: willen luisteren en niet meer over Joden zonder Joden spreken. In het materiaal dat predikanten krijgen toegestuurd voor gebruik in de catechese tref ik over het algemeen veel gevoel aan voor de joodse achtergrond van de Bijbel en voor het jodendom. Een enorme verbetering vergeleken met vijfentwintig jaar geleden.”

Natuurlijk weet ook Schoon dat de publieke opinie over het optreden van Israël in het conflict met de Palestijnen steeds kritischer wordt. En dat sommigen binnen de kerk daarom vraagtekens zetten bij de ’onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël’ uit de kerkorde van de PKN (zie inzet).

Schoon heeft daar „de grootste moeite mee, want de belangstelling voor het jodendom, voor het volk Israël mag en kan principieel niet beoordeeld worden naargelang de antipathie of sympathie voor wat de staat Israël doet. De kerkelijke ’Israëlzondag’ is ook geen zondag om de betrokkenheid bij de staat Israël te vieren. Dat is een enorme simplificatie.”

„Wij zijn verbonden met het volk Israël. Waarom? Omdat wij de Schriften met Israël gemeenschappelijk hebben, omdat het christendom in de bedding van het volk Israël ontstaan is. Het heeft met onze oorsprong te maken, het gaat allereerst om een theologische verbondenheid, niet om een politieke verbondenheid met een staat, die in 1948 ontstaan is. We zouden als christenen in Nederland wel onvoorwaardelijk achter het bestaansrecht van deze staat moeten staan, maar verder mogen we kritiseren wat we willen. De staat Israël is niet heilig. De meeste Joden zullen natuurlijk zeggen dat het jodendom wél onopgeefbaar verbonden is met de staat Israël. Dat zie ik als een uitdaging voor ons in de dialoog.”

Het groeiende islamitische antisemitisme, gepaard aan een ontstellend gebrek aan kennis over het jodendom, maakt uitbreiding van het interreligieuze gesprek in de richting van moslims zeker nodig, vindt Schoon. „Maar dat mag niet betekenen dat de joods-christelijke dialoog daarmee eindigt en opgaat in een trialoog met de moslims. De dialoog moet zijn eigenheid behouden, vanwege de specifieke vragen die alleen daarin aan de orde komen, en die te maken hebben met de oorsprong van het christendom en met de barre geschiedenis van Joden en christenen.”

In de joods-christelijke dialoog, weet hij als geen ander, worden de heftigste vragen aan de christelijke identiteit gesteld, waarmee veel christenen het knap moeilijk hebben, soms zo erg dat zij zich er zelfs antisemitisch door gaan gedragen. „Die joodse vragen – ze zijn mij ook gesteld door overlevenden van de Shoah – snijden diep in mijn christelijke vlees. Ik vind het tegelijk de belangrijkste vragen die je stellen kunt: ’Die Jezus van jullie kan de Messias niet zijn, want waar is dat koninkrijk? Volgens de Schriften brengt de Messias de verlossing van Israël en de volken, maar dat is niet gebeurd, integendeel’. Wanneer Joden dat tegen ons zeggen, dan staan we, als we eerlijk zijn, toch met onze mond vol tanden? Zodra je de dialoog met de Joden serieus neemt, kun je je niet meer verschuilen achter je pantser van christelijke zekerheden.”

Is hij door de scherpe joodse vragen wel eens gaan twijfelen of het christendom het wel bij het rechte eind heeft? „Natuurlijk twijfel ik daaraan. Ik vind het bijna mijn existentie als gelovige dat ik daaraan twijfel, en dat ik dan toch altijd weer blijf hopen dat het zo is of zo worden zal. Ik kan me ontzettend goed vereenzelvigen met de joodse vraag van Johannes de Doper aan Jezus in de gevangenis: ’ben jij het nou echt of hebben we nog een ander te verwachten?’ Dat is een door en door legitieme vraag. En dan troost ik me maar met het antwoord van Jezus, die niet zegt: ’ja ik ben het’, maar: ’kijk om je heen of het al gebeurt’. Nou, ik kijk nog steeds om me heen. Die joodse vragen hebben mijn leven bepaald, en die twijfel, die gaat met me mee.”

Na zijn sporen te hebben verdiend in de joods-christelijke dialoog keerde Schoon tot veler verbazing in 1991 terug naar de gemeente. „Dat is de ambivalentie van mijn leven: ik ben tegelijkertijd met ontzaglijk veel plezier predikant. Ik werk in Gouda veel met kinderen en jongeren. De uitdaging is dat jodendom en Israël geen exotische hobby blijven, maar dat ik deze manier van omgaan met de Bijbel en met de grote vragen van het leven, integreer. Met kinderen, jongeren, in leerhuis en gespreksgroepen. Zonder monomaan te zijn. Ik ben met gemeenteleden naar Israël geweest en naar Auschwitz, maar ook vaak naar Taizé, en volgend voorjaar naar Assisi. Ik ben geen ’Joden-dominee’. Ik ben niet als Jood geboren, ik ben een heiden, uit de Hollandse klei. Daarom is Jezus voor mij de weg tot de Vader, tot de God van Israël. Zo beleef ik dat ook echt. Ik voel me met hart en ziel verbonden met de kerk.”

Morgen zegt Simon Schoon met een afscheidssymposium de universiteit in Kampen vaarwel, waar hij tien jaar lang studenten leerde nadenken over christelijke theologie ’na Auschwitz’. Volgend jaar zwaait hij af in zijn gemeente in Gouda, om daarna voor nog één jaar, samen met zijn vrouw, terug te keren naar hun gezamenlijke oude liefde, Nes Ammim.

De christelijke nederzetting in Israël is de afgelopen jaren nogal verkommerd geraakt. Weinigen willen er nog als vrijwilliger werken en op een Joods-christelijke dialoog zit daar nu niemand te wachten. Maar Schoon ziet een lichtpunt in het vredesproject met Joden en Palestijnen dat in Nes Ammim – voor beide groepen een neutrale plaats – voorzichtig op gang komt. Zijn vrouw neemt straks de geestelijke verzorging van de bewoners voor haar rekening, Schoon zelf neemt de leiding over het vredesproject. Hij ziet ernaar uit. „Natuurlijk gaan wij niet met het idee dat wij de verzoening kunnen bewerkstelligen. Maar we kunnen wel beschikbaar zijn en dienstbaar, luisteren en bruggen slaan. Een druppel op een gloeiende plaat? Mogelijk, maar vele druppels samen geven toch een resultaat.”

Copyright: Trouw

Lezersreacties
Geef uw reactie

top