Joods Nederland is geen collectief.
Hanneke Gelderblom
4 juli heeft de werkgroep joodse oorlogstegoeden haar eindrapport uitgebracht.
Hanneke Gelderblom is van oordeel dat Regering en de Tweede Kamer dit voorstel niet zonder meer kunnen accepteren. Introductie van de factor leed en 120 miljoen voor collectieve joodse doelen is een te vrije interpretatie van de opdracht.
Wie is rechthebbende?
De werkgroep Verdeling Joodse Tegoeden had de niet eenvoudige taak de criteria om in aanmerking te komen voor restitutie op te stellen. Buiten discussie is dat joodse Nederlanders die op 8 mei 1945 nog in leven waren en die tijdens de oorlog beroofd of vervolgd zijn, in aanmerking komen. Hun kinderen zijn rechthebbende indien de ouders sindsdien overleden zijn. In het eerste voorstel van de werkgroep werd daarnaast voorgesteld als rechthebbenden te beschouwen: ”diegenen die daadwerkelijk gevaar liepen van vervolging”. In deze ruime formulering komen kinderen uit gemengde huwelijken ook in aanmerking voor restitutie. Niet de vervolging en beroving zelf maar het gevaar van vervolging werd een criterium. Door introductie van deze “leedfactor” is een pijnlijke discussie over half en kwart-joden weer opgerakeld. In de definitieve versie is bovenstaande tekst weliswaar verdwenen, maar het onheil is reeds aangericht. De uiterst emotionele discussie over wie gerechtigde cq plaatvervangend gerechtigde is had niet mogen ontstaan. Ook de eindversie van de werkgroep is op dit punt multi-interpretabel. Naar mijn mening is het enige rechtvaardige criterium, dat overeenkomt met de doelstelling van de restitutie: daadwerkelijk vervolgd en materieel beroofd zijn.
Hoeveel joodse (ex)Nederlanders of hun kinderen in aanmerking komen is mede daardoor nog steeds onduidelijk. Niet meer dan circa 25.000 schatten de organisaties van overlevenden. Het CJO houdt het op 40.000 claims. In de discussie over de rechthebbenden duikt bovendien voortdurend het gerucht op dat het Joods Maatschappelijk Werk, een van de leden van het CJO, belang heeft bij zoveel mogelijk claims, om op deze wijze hun toekomstige subsidies veilig te stellen.
Individueel of collectief.
Tegen de zin van joodse Bobo’s gaf de regering gehoor aan het verzoek het als compensatie voor roof ter beschikking gestelde bedrag op individuele basis aan joodse Nederlanders uit te keren.. Desondanks schrijft de werkgroep: ”dat de verdelingssystematiek recht dient te doen aan de belangen van individuen en aan de belangen van de joodse gemeenschap als collectiviteit op langere termijn”.
Een vleugje marxistische ideologie lijkt de leden van de werkgroep bevangen te hebben. Het eindvoorstel om minimaal 10% tot een maximum van 20%, zijnde 120 miljoen!, voor collectieve joodse doelen opzij zetten en een gedeelte vast gaan beleggen is naar mijn mening niet conform de opdracht. Ook de Tweede Kamer liet weten meer te zien in een tweede verdelingsronde, wanneer een gedeelte niet wordt opgevraagd en sprak de hoop uit dat de collectieve joodse doelen gefinancierd zouden worden doordat rechthebbenden hun deel geheel of gedeeltelijk doneren.
Wie beslist?
Eind November 2000 zullen de eerste restitutie uitkeringen plaatsvinden belooft men.
Alle Joden worden geacht met het eindvoorstel in te stemmen. Laten we de vrede bewaren is de leuze waarmee getracht wordt eenheid te suggereren. Minderheidsstandpunten of alternatieven worden niet getolereerd noch vermeld. Het probleem is helaas: een orgaan dat alle joodse Nederlanders vertegenwoordigt bestaat helemaal niet. Het Centraal Joods Overleg (CJO) overkoepelt weliswaar de drie Joodse kerkgenootschappen, maar minstens 60 procent van de joodse Nederlanders was noch is hierbij aangesloten.
Toch is het CJO er in geslaagd om de voornaamste gesprekspartner van de regering te worden en doet het CJO namens álle joodse overlevenden voorstellen over de verdeling van de restitutiegelden.
In de werkgroep zit naast het CJO ook een afgevaardigde van het Platform Israël. Deze organisatie vormt een uitstekende vertegenwoordiging van ex Nederlandse overlevenden en verschaft ook betere informatie. Vanaf 4 juli kan men (in het Nederlands) het eindvoorstel van hun internetsite www.sisanit.com/ajalah downloaden, op de CJO-site staat het nog steeds niet.
Het CJO is geen buitengewoon democratische organisatie. Noch de Nederlandse overlevenden, noch de overige niet in Israël wonenden hebben directe inbreng bij de besluitvorming. Dat is slechts indirect via een adviescollege mogelijk. De drie Nederlandse organisaties die wel direct de overlevenden vertegenwoordigen hebben de neiging hun ongenoegen niet altijd even strategisch en verstandig te formuleren en zijn daardoor uit de werkgroep geweerd. Toch zou het van wijs beleid getuigen wanneer op de kortst mogelijke termijn iemand die het vertrouwen geniet van deze overlevenden organisaties aan de werkgroep wordt toegevoegd.
Hoe nu verder?
Voor de uitvoering van de restituties pleit ik opnieuw voor het instellen van een Zelfstandig Bestuurs Orgaan (ZBO) met een werkelijk onafhankelijk voorzitter. Een voorzitter die dus geen banden heeft met joodse belangenorganisaties. Het CJO heeft al een kandidaat gelanceerd. Fred Ensel is echter bestuurslid van het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap (NIK) – en tevens oud-voorzitter van het al eerder genoemde Joods Maatschappelijk Werk –. Wie stelt dat deze kandidaat onafhankelijk is, is ofwel naïef of heeft een verborgen agenda. In zo’n ZBO dat meestal negen kroonleden telt, ligt de volgende verdeling voor de hand. Drie kroonleden uit de kring van CJO, drie uit de organisaties van overlevenden (inclusief die uit Israël) en tenslotte drie onafhankelijke Joodse Nederlanders die géén bestuurlijke band hebben met een joodse organisatie. Voordelen van deze structuur is de permanente democratische controle via openbare vergaderingen met notulen waarin minderheidsstandpunten terug te vinden zijn.
Pas dan is de transparantie van de uitvoering gewaarborgd en de achterkamertjes overlegstructuur doorbroken.
Hanneke Gelderblom-Lankhout, was 13 jaar voor D66 lid van de Eerste Kamer
Copyright: Gelderblom-Lankhout, Hanneke