VrijNederland
www.vrijnederland.nl - dinsdag 15 augustus 2000
 

Slechts 20 procent gaat naar de overlevenden van de Sjoa
Verdeling geroofd joods geld vooral een mentaliteitsprobleem

door Philip Staal

Met de ontdekking van de verloren gewaande Liro-archieven is enkele jaren geleden het balletje van de restitutie van geroofd joods bezit pas echt gaan rollen. Nu, anno 2000, is snelle uitbetaling wenselijk, omdat de directe doelgroep, de inmiddels hoogbejaarde, eerste generatie oorlogsoverlevenden, met het jaar kleiner wordt.

Op zich is de situatie duidelijk. Er zijn zo’n 40.000 overlevenden -rechthebbende op een portie- uit de Sjoa gekomen. Dat betekent dat er vandaag de dag nooit meer dan 40.000 porties kunnen worden verdeeld. Platform Israel stelt voor om, bij wijze van voorschot op de definitieve uitbetaling, elke overlevende van de Sjoa 1 portie te geven, uitgaande van het te verdelen bedrag gedeeld door 40.000. Een aanvullende betaling kan gedaan worden in een ‘tweede ronde’. Op die manier hoeft niemand van de oorlogsoverlevenden te wachten tot men uiteindelijk precies zal hebben doorgerekend hoeveel een portie is.

Bij het omschrijven van de criteria - wie komt in aanmerking voor wat -, is door sterke druk vanuit joods Nederland onlangs de weg vrijgemaakt voor een genereuze toedeling van geroofd geld aan de na de oorlog geboren zogeheten 'tweede generatie' vervolgingsslachtoffers. In Israel is men daar niet gelukkig mee, want hiermee worden de echte slachtoffers van de Sjoa, zij die de oorlog overleefd hebben, gemarginaliseerd. Mijn berekening komt uit op 60 procent voor de tweede generatie (al diegenen die na 8 mei 1945 geboren zijn), 20 procent voor infrastructuur - en een schamele 20 procent voor de mensen waar het allemaal om begonnen is: de overlevenden van de Sjoa. Over scheefgetrokken verhouding gesproken!

De eerste generatie heeft zichzelf altijd weggecijferd. Na afloop van de oorlog stroopte men de mouwen op om vanuit het niets -alle persoonlijke bezittingen waren geroofd of verwoest -, een bestaan op te bouwen. Alles was voor de kinderen (de tweede generatie). Immers, men wilde de kinderen geven wat men zelf had gemist.

De meeste kinderen van de naoorlogse generatie hebben dit gewaardeerd. Ik denk aan mijn vier kinderen, maar er zijn altijd uitzonderingen. Zo zijn er mensen die van mening zijn dat niet de eerste generatie maar de zij, de naoorlogse generatie, de echte oorlogsslachtoffers zijn.

Feit is dat de werkelijke oorlogsslachtoffers de overlevenden van de Sjoa zijn, en niet de naoorlogse generatie, waarmee ik overigens niet wil zeggen dat niemand van de naoorlogse generatie geleden heeft.

Het is ook een feit dat, indien de Tweede Kamer de verdelingscriteria zonder veranderingen accepteert, de overlevenden van de Sjoa van de geroofde joodse gelden slechts 20 procent krijgen toebedeeld.

Een derde feit is dat het weldenkende deel van de Nederlandse bevolking, waaronder de meeste personen van de naoorlogse generatie die ik het laatste jaar heb leren kennen, het met die verdeling niet eens kan zijn.

Copyright 2005 Weekbladpers Tijdschriften
Vrij Nederland

top