Naar de manier waarop is omgesprongen met tegoeden en bezittingen van door de Duitsers weggevoerde Nederlandse joden lopen en liepen verscheidene onderzoeken. Allereerst ging een commissie aan het werk onder leiding van de Noord-Hollandse commissaris van de koningin, oud-minister Van Kemenade.
Die commissie werd ingesteld toen duidelijk werd dat Zwitserse banken beschikten over door nazi's geroofd goud van staten en particulieren en over slapende bankrekeningen van oorlogsslachtoffers. Van Kemenade moest onder meer in de gaten houden welke claims Nederland zou kunnen leggen en adviseren over de bestemming van teruggegeven gelden.
Zijn commissie moet nog met een eindadvies komen. Maar hij adviseerde het kabinet eerder al in een tussenrapportage onder meer om het geld voor het overgrote deel te gebruiken voor hulp aan nog levende joden en voor joods maatschappelijk werk.
Daarnaast houdt een commissie, onder voorzitterschap van de voormalige vice-voorzitter van de Raad van State Scholten, zich bezig met de wijze waarop verzekeringsmaatschappijen en banken in Nederland zijn omgegaan met tegoeden van weggevoerde joden. Deze commissie heeft ook gekeken naar wat er is gebeurd met octrooirechten, auteursrechten en hypotheken van oorlogsslachtoffers.
Ook van deze commissie wordt nog een eindrapport verwacht. In een tussenrapport trok ze de voorzichtige conclusie dat bij Nederlandse banken maar een zeer klein bedrag is achtergebleven. Voor zover geld was achtergebleven, hielden de banken zich aan de wettelijke termijn van dertig jaar, voordat ze de tegoeden aan hun eigen middelen toevoegden.
Verder was ook de oud-voorzitter van de Algemene Rekenkamer, Kordes, actief. Hij moest allereerst nagaan wat er was gebeurd met de sieraden, die afkomstig waren van de Duitse roofbank Lippmann Rosenthal (de Liro-bank). Eind '97 bleek dat ambtenaren van Financiën die aan het eind van de jaren zestig voor kleine bedragen aan bekenden van de hand hebben gedaan.
Een tweede onderzoek van Kordes richtte zich op de behandeling van joodse claims op geroofde bezittingen uit de Tweede Wereldoorlog. Volgens Kordes heeft Nederland zich daarbij 'gevoelloos' opgesteld. Aan de joodse gemeenschap moet minstens 48,4 miljoen gulden smartengeld worden uitgekeerd, adviseerde Kordes in december vorig jaar.
Minister Zalm (VVD) van financiën erkende bij die gelegenheid dat opeenvolgende regeringen soms 'niet fijntjes' hebben gehandeld. Maar over de hoogte van het bedrag aan smartengeld wilde hij zich toen niet uitlaten. Daarover wil hij pas beslissen als Van Kemenade met zijn eindadvies is gekomen.
Copyright: Trouw