Back to Home Page
Trouw
www.trouw.nl - zaterdag 19 april 2003
 
deVerdieping

Arnold Heertje - De Tien geboden
door Arjan Visser

Arnold Heertje (Breda, 1934) is econoom, publicist, docent en columnist. Hij was vijfendertig jaar lang hoogleraar staathuishoudkunde aan de juridische faculteit van de Universiteit van Amsterdam. Vader en zoon - Raoul - Heertje verzorgen, om beurten de dagelijkse column in Het Parool. Heertje weet met zijn kritische uitlatingen over het functioneren van de Nederlandse economie - maar ook over het beleid van zijn eigen partij, de PvdA - regelmatig voor enige opschudding te zorgen.

1. Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben
,,Ik ben een tijdje gelovig geweest. In de laatste jaren van mijn onderduikperiode kwam ik terecht bij gereformeerde gezinnen in de Haarlemmermeer. Eerst bad ik niet mee aan tafel, zei dat mijn vader dat niet wilde hebben, maar na verloop van tijd ging ik het toch doen en werd ik zelfs een zeer fanatiek kerkganger en gelovige. Wat ik deed was het volledig opgeven van mijn eigen identiteit. Ik was Nollie van Wijk - dat was mijn schuilnaam - en omdat ik niet mocht zijn wie ik was, vluchtte ik in deze beschermende omgeving. Het ging zelfs zo ver dat ik met kandidaat-predikanten sprak over mijn toekomst: ik zou dominee worden. Ook na de oorlog, toen mijn ouders mij weer hadden opgehaald, hield ik mij aan dat voornemen vast. We keerden terug naar Arnhem en daar ging ik een aantal zondagen naar de kerk van dominee Overduin. Tot mijn moeder ingreep en tegen hem zei: 'Ik vind het prima als mijn zoon dit wil, maar het mag pas vanaf zijn achttiende jaar.' Ik ben toen vrij snel andere dingen gaan doen. Ik ging bij de padvinderij, werd lid van de joodse jeugdvereniging en kwam op een bepaald moment, via een docent Frans, in contact met het marxisme - ik ging dus in feite van de ene overtuiging naar de andere. O zeker! Mijn geloof was inhoudelijk geweest, zeer inhoudelijk. Ik beleefde er steun aan en had er een groot vertrouwen in dat God er voor zou zorgen dat alles goed ging aflopen, maar weet je wat het is? Ik volgde eigenlijk een patroon dat zich vaker in mijn leven zou aftekenen: ik bijt mij enorm in iets vast en breek het later tot de grond toe af. Hoe dat komt? Dat heeft natuurlijk met de oorlog te maken... hoe ouder ik word, hoe meer ik mij realiseer dat het een onvoorstelbaar traumatische ervaring is geweest. Het is verschrikkelijk als je bij je ouders wordt weggehaald, als je op verschillende adressen moet onderduiken en steeds als je iets hebt opgebouwd alles weer achter je moet laten... God, ik realiseer mij dat eigenlijk nu pas: ik herhaal wat mij destijds, in een andere vorm, is overkomen. Het is helemaal niet meer nodig mij zo te gedragen, maar zodra er een zekere vertrouwdheid - een intimiteit als het ware - is ontstaan, voel ik dat het tijd is om te verkassen.''

2. Gij zult u geen gesneden beeld maken noch enige gestalte van wat boven in de hemel, noch van wat beneden op de aarde, noch van wat in de wateren onder de aarde is
,,Het abstracte is voor mij veel belangrijker dan het concrete. Door een beeld te maken, word je op een dwaalspoor gezet. Wie van de direkte tastbaarheid uitgaat, loopt het risico te generaliseren; die generalisatie voor een 'ervaring' aan te zien en daarvandaan verder te extrapoleren en te redeneren - afijn, je begrijpt het al, dat gaat helemaal mis. Voor mij geldt: er is niets zo praktisch als goede theorie.''

3. Gij zult de naam van de Here, uw God, niet ijdel gebruiken
,,Dit gebod verwijst niet alleen naar fatsoenlijk taalgebruik en het tegengaan van verruwing in de communicatie, het is ook een oproep zaken niet oneigenlijk te gebruiken, niet te verhullen. Maar sta mij toe dat ik, voor we verder gaan, nog even een algemene opmerking plaats: wanneer er geboden zijn, is er ook de mogelijkheid om van die geboden af te wijken. Dat is iets wat sterk in het jodendom gebakken zit: voor ons zijn die tien geboden ongelooflijk belangrijk uit het oogpunt van de ontwikkeling van een volk in ruimte en tijd - we kunnen er overal en voortdurend op teruggrijpen - maar we hebben tegelijkertijd geleerd dat het noodzakelijk is om, willen we overleven, van die wetgeving af te wijken. We dwalen af, maar ik wil je toch één praktisch voorbeeld geven. De ramp in Volendam. Die brand in dat café waarbij kinderen zijn omgekomen of voor hun leven werden verminkt. De wet zegt: na zeven uur 's avonds mag de trauma-helicopter van de VU niet meer vliegen. Dat is een begrijpelijke milieuregel die iedereen aanvaardt, maar hoe komt het dat er die nacht niemand heeft gezegd: 'We moeten nu van die regel afwijken, wij gaan naar Volendam'? Door de historische vertrouwdheid met het ter zijde stellen van de wet, als overleven in het geding is, ben ik ervan overtuigd dat iemand met een joodse achtergrond dat besluit wel zou hebben genomen. En om dan terug te komen op het ijdel gebruik: het afwijken van de regel geeft aanleiding tot reflectie en bezinning en tot het afleggen van verantwoording. Zo houden de tien geboden ons allemaal op de plaats.''

4. Gedenk de sabbatdag, dat gij die heiligt, zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de zevende dag is de sabbat van de Here uw God, dan zult gij geen werk doen
,,Meer nog dan mijn ouders deden, hou ik -weliswaar op traditionele-en niet op religieuze grondensommige gebruiken zoals het vasten op Yom Kipoer en de spijswetten in ere. Dat is het besef een schakel tussen het verleden en de toekomst te zijn, maar het heeft ook te maken met een gevoel van wereldwijde verbondenheid. Of je nu in Moskou een sjoel binnenstapt of in New York: overal hetzelfde tafereel. Zo was het en zo blijft het.''

5. Eer uw vader en uw moeder
,,Ik was acht toen mijn broertje, mijn zusje en ik op 17 november 1942 naar verschillende onderduikadressen werden weggebracht. Ik heb vanaf het allereerste moment begrepen wat er aan de hand was, waarom we moesten vluchten. De eerste brief die ik aan mijn ouders stuurde, begon met: 'Hoe gaat het met jullie?' Vind je dat niet onvoorstelbaar? Dat een jongetje van acht, onder die omstandigheden, eerst naar het welzijn van zijn ouders informeert? Na verloop van tijd wist ik niet meer of ze nog wel in leven waren. Ik heb mij soms grote zorgen gemaakt. Nee, ik kreeg nooit de neiging om mijn onderduikouders als mijn echte ouders te omarmen. Dat werd mij ook steeds duidelijk gemaakt: 'Wij zijn je vader en moeder niet.' Zo hebben ze zich allemaal altijd opgesteld. Ook toen de oorlog was afgelopen en ik in spanning wachtte op de terugkeer van mijn ouders. Het heeft wel een dag of tien geduurd voordat ze mij gevonden hadden. Het weerzien? Het weerzien was... nee, het spijt me... daar wil ik nu niet over praten. Het is te emotioneel. Ik wil het beeld niet oproepen. Misschien heeft dat ook met eerbied voor mijn ouders te maken; ik wil niet beschrijven hoe ik zag wat de oorlog had aangericht. Ik ben wel bezig met het terughalen van feiten. Ik wil het liefst, aan de hand van documenten en gesprekken een gedetailleerd verslag, van uur tot uur, maken. Het is belangrijk om vast te leggen wat er precies is gebeurd. Niet alleen voor mij, voor mijn vrouw of voor de kinderen, maar ook voor de mensen die mij destijds met gevaar voor eigen leven hebben geholpen. Mijn ouders hebben nooit geweten wat mij allemaal is overkomen, zelfs mijn vrouw weet lang niet alles. Ik moet doorgeven. In dat opzicht neem ik het mezelf nog altijd kwalijk dat ik nooit van de gelegenheid gebruik heb gemaakt om met mijn vader te praten over wat hij in zijn leven heeft meegemaakt. Ik besefte pas wat ik had laten liggen toen ik, na zijn dood, met mijn moeder in gesprek kwam over vroeger. Die gesprekken hebben wel iets goedgemaakt, maar ze hebben mij er tegelijkertijd van doordrongen dat ik het met mijn vader verkeerd heb aangepakt.''

6. Gij zult niet doodslaan
,,Er zijn omstandigheden waarin helaas moet worden gedood. Zo is de oorlog met Irak voor mij nooit een punt van discussie geweest. Elke dag opnieuw blijkt dat Sadam Hoessein op een gruwelijke manier zijn volk heeft onderdrukt. Ja, goed, diezelfde Sadam is ooit door Amerika in het zadel gehouden, maar dat is nu niet langer relevant. Net zo min als de discussie over de neven-belangen van Bush en de zijnen relevant is. Het is irrelevant uit het oogpunt van het effect. Het effect van deze oorlog is dat een volk van haar dictator is bevrijd. Heb je de mensen dan niet zien juichen? Dát telt. En de vraag of die oorlog begonnen mocht worden zonder de legitimatie van de Veiligheidsraad knoopt aan bij wat ik eerder zei over het afwijken van regels en wetten. Ik heb altijd gezegd dat het nodig was om dit gebod te overtreden. Daarmee geef ik nog geen fiat om zomaar een volgende oorlog te beginnen! Als er mogelijkheden zijn om langs andere wegen processen van humanisering en democratisering te bereiken dan moet je die bewandelen, maar in het geval van Irak bevonden wij ons op een doodlopende weg. Wat dit hele verhaal betreft ligt er natuurlijk een direkte lijn met mijn eigen biografie - ik heb mijzelf herhaaldelijk de vraag gesteld wat Pronk en Koenders - mensen uit mijn eigen partij! - die nu nog altijd durven te beweren dat het een 'foute oorlog' was, gezegd zouden hebben als er in 1938 door andere landen was voorgesteld Hitler uit te schakelen. Volgens de redenering die ze nu volgen, zou hun antwoord geweest zijn: 'Daar doen wij niet aan mee.'

Ik geloof dat deze oorlog een fundamentele bijdrage heeft geleverd aan het bereiken van de wereldvrede. Ik ben dolblij dat het zo is uitgepakt. Als we maanden lang beelden te zien hadden gekregen van zelfmoordaanslagen, honderden lijken, vooral van kinderen en tegen elkaar opbotsende helicopters, dan was de wereld -ook economisch-in een afgrond terecht gekomen. Dat risicio is genomen. Ik vind het terecht dat mensen daar, in eerste instantie, hun aarzelingen bij hebben gehad, maar als dan blijkt dat het relatief goed is afgelopen, moet je kunnen zeggen: We hebben het eigenlijk verkeerd gezien.''

7. Gij zult niet echtbreken
,,Ik heb de krampachtigheid gehad te denken dat intimiteit op het geestelijk vlak ook niet zou mogen. Daar ben ik vanaf. En daar ben ik blij om. Ik heb in de loop der jaren gezien dat binnen het huwelijk allerlei varianten - ook in de onderlinge verhouding - een plaats kunnen krijgen. Vroeger dacht ik dat het inbreuk op de relatie was als ik niet alles met mijn vrouw besprak. Je moet in dit verband weten dat twaalf jaar geleden onze jongste zoon is overleden. Het verliezen van een kind zet een relatie gruwelijk onder druk. Er zijn mensen die samen kunnen rouwen, maar het kan ook zo zijn - en dat was bij ons het geval - dat je allebei op je eigen individualiteit terugvalt en op je eigen manier het verdriet moet verwerken. Toen het gebeurde, ben ik meteen, als een gek, aan het werk gegaan. Colleges geven, stukken schrijven: alles behalve dáár aan denken. Mijn vrouw bleef thuis, trok zich terug en was na driekwart jaar weer in staat om de draad voorzichtig op te pakken. Tegen die tijd kreeg ik de klap met de hamer en dreigde, even, kopje onder te gaan. In tegenstelling tot wat in andere relaties soms gebeurt, heeft wat ons is overkomen niet tot een breuk geleid. Er is een enorme overlevingsdrang voor nodig om door zo'n periode heen te komen. Dat is ons gelukt, ook al zullen we het verlies nooit te boven komen. We duwen het niet weg, het is bespreekbaar. Het punt is alleen: met wie bespreek je wat? Het gaat er volgens mij om dat je van elkaar respecteert dat je niet over alles met elkaar kunt praten. Mijn vrouw heeft er, denk ik, moeite mee dat wij dit gesprek nu voeren. Zij zal straks dingen lezen die zij zelf niet zou vertellen. Misschien vraagt ze zich zelfs af of ik dat wel had moeten doen. Maar ze respecteert mijn ideeën, zoals ik de hare respecteer. Dat is de kracht van onze relatie.''

8. Gij zult niet stelen
,,Is diefstal nodig om de economie draaiende te houden? Dat is een interessante vraag. Dan komen wij dus te spreken over het zogeheten zwarte circuit. Voorbeeld: een kapster in loondienst wil graag een kleine zelfstandige worden en gaat een tijdje zwart werken om uit te vinden of ze wel voldoende klanten trekt. Zij betaalt geen belasting en zorgt er, op die manier, voor dat een ander meer moet betalen. Feitelijk is dat diefstal. Maar als we het verbieden, maken wij het deze mevrouw onmogelijk om die overstap te maken. Ik heb wel gepleit voor een legalisering van dergelijke experimenten. Of ik van haar diensten gebruik zou maken? Beslist niet. Maar daar komt nog iets anders bij kijken: het zou natuurlijk ongelooflijk stom zijn als ik, in mijn publieke positie, aan zwarte transacties mee zou doen. Ik mag niet eens de schijn oproepen. Wat dat betreft heb ik een wijze les geleerd van mijn leraar wiskunde. Ik zal het nooit vergeten: het was tijdens mijn eerste proefwerk, oktober 1946. Hij zei: 'Wie afkijkt, krijgt een 1. En wie de indruk wekt af te kijken krijgt ook een 1.' Die uitspraak heb ik in mijn oren geknoopt. We worden in dit leven nu eenmaal ook afgerekend op de schijn die we oproepen. Neem de zaak Boonstra. Ik ben ervan overtuigd dat hij niet met voorkennis heeft gehandeld, maar hij heeft in maatschappelijk opzicht een enorme fout gemaakt door de schijn op te roepen dat hij het wel heeft gedaan. Zoiets zal mij, hoop ik, niet overkomen.''

9. Gij zult geen valse getuigenissen spreken tegen uw naaste
,,Ik ben een blootlegger. Om de wereld te verbeteren, moeten we hem eerst in kaart brengen. Dat staat, als ik het zo mag zeggen, ook niet los van het jodendom: het blootleggen van de dingen zoals ze zijn. Natuurlijk maakt mij dat kwetsbaar en niet zelden leiden mijn observaties tot hevig tumult, maar impopulariteit interesseert mij niets. Sterker nog: als mensen kwaad worden om wat ik zeg, klinkt mij dat als muziek in de oren. Overigens onderhoud ik met de mensen met wie ik in eerste instantie in botsing kwam, daarna vaak goede betrekkingen.''

10. Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn rund, noch zijn ezel, noch iets dat van uw naaste is
,,Ik acht het van belang voor mijn positie als econoom om een paar belangrijke wetenschappelijke artikelen achter te laten. Die 'overlevingsdrift' gaat in feite ten koste van mijn sociale contacten. Als ik bezig ben met een wetenschappelijk artikel ben ik ontoegankelijk, onbereikbaar en onmogelijk. Bij mijn afscheid van de juridische faculteit van de Universiteit van Amsterdam heb ik gezegd: 'Ik ben een ongaangenaam mens, weliswaar niet in de Haarlemmerhout, maar wel overal elders.'

Ik weet niet in hoeverre mijn jeugd daar een rol in speelt... in zekere zin heeft het er alles mee te maken. Ik ben aan de gaskamer ontsnapt. De bedoeling was dat ik zou omkomen. Het gevoel dat dit niet is gebeurd, heeft mij er extra toe aangezet al mijn capaciteiten, al mijn mogelijkheden, te benutten. Ik kan niet wegpoetsen dat ik Nollie van Wijk ben geweest. Een joods jongetje op de vlucht. Het is verwerkt -laat daar geen misverstand over bestaan- maar soms leg ik in gedachten de weg naar vroeger af en zie ik dat ondergedoken kereltje terug. En dan denk ik: onvoorstelbaar, moet je zien hoe die jongen terecht is gekomen! Hij wordt gevraagd lezingen te geven, schrijft boeken, gooit zo af en toe de knuppel in het hoenderhok. En hij wil belangrijk gevonden worden? Nee! Volstrekt niet. Mijn curriculum vitae is: 'student aan de Universiteit van Amsterdam sinds de zomer van 1951'. Ik ken internationaal veel economen van naam, waaronder een aantal Nobelprijswinnaars, en ik weet daardoor dat mijn rol als econoom in breder verband te verwaarlozen is. Zeker, mijn kennis van zaken wordt groter, maar ik heb ontdekt dat kennis vooral betekent dat ik steeds beter weet wat ik niet weet.''

Copyright: Trouw

Lezersreacties
Geef uw reactie

top