Geld Joodse oorlogswezen inzet conflict
AMSTERDAM - De stichting Joods Maatschappelijk Werk (JMW) ligt onder vuur. Ze zou ten onrechte geld beheren van in de oorlog omgekomen Joden. Bovendien beschuldigen vijftien Joodse instellingen het JMW ervan geld te willen besteden aan oneigenlijke doelen. Dat bleek maandag voor de rechtbank in Amsterdam.
De Joodse broers Philip (65) en Marcel
(63) Staal raakten in mei 1943 hun ouders
kwijt. Die werden opgepakt en belandden
via Westerbork in concentratiekamp
Sobibor. Daar werden ze twee maanden
later omgebracht. Philip en Marcel doken
tot 1946 onder bij particulieren in
Soest. Daarna kregen ze een plaats in een
Joods kindertehuis in Hilversum. Beide
broers emigreerden rond 1960 naar Israël
en wonen daar nog steeds.
Toen Philip en Marcel 21 jaar werden,
kregen ze allebei een bescheiden bedrag
uit de erfenis van hun ouders. Lange tijd
meenden zij dat hun vader en moeder niet
veel geld hadden en er dus weinig te
verdelen was. Totdat Marcel vanuit
Israël onderzoek ging doen naar zijn
wortels. „Ik heb met mijn kinderen nooit
over mijn verleden willen praten. Zo van:
Als ik er niet over praat, dan is het net of
dat verleden niet bestaat. Maar toen tien
jaar geleden het eerste kleinkind werd
geboren, dacht ik: Ik kan niet blijven
zwijgen. Mijn nageslacht heeft er recht
op te weten waar wij vandaan komen.”
Marcel schakelde zijn broer Philip bij
het onderzoek in. Het tweetal vroeg om
informatie bij de Rudelsheimstichting
die het kindertehuis in Hilversum
beheerde, bij het gemeentearchief van
Amsterdam en bij Kamp Westerbork. Het
werd de broers langzaam maar zeker
duidelijk dat hun ouders behoorlijk
bemiddeld geweest waren. Dat verklaarde
ook hun lidmaatschap van een organisatie
voor mensen die een deel van hun geld aan
goede doelen wilden besteden.
Een voogd regelde destijds de financiële
zaken, omdat Philip en Marcel daar nog te
jong voor waren. Veel geld verdween naar
instellingen voor Joodse weeskinderen.
De broers Staal eisen ruim veertig jaar na
hun vertrek uit het kindertehuis in
Hilversum het geld van hun ouders op.
Omgerekend naar de waarde van nu gaat het
om een bedrag van 1,5 miljoen euro.
De zaak van de broers Staal zou maandag
voor de rechtbank in Amsterdam komen.
Vlak voor het begin van de behandeling
besloten de broers samen met hun
tegenpartij, het JMW, om uitstel te
vragen. Ze willen proberen via overleg
tot een oplossing te komen. Philip Staal:
„We gaan onderhandelen en zetten in op het
volledige bedrag. Komen we te laag uit,
dan gaan we alsnog naar de rechter.” De
datum voor een eventuele volgende
rechtszitting staat al vast: maandag 29
november.
De rechter behandelde maandag wel de zaak
van vijftien Joodse organisaties die het
JMW ervan beschuldigen geld aan
oneigenlijke doelen te willen uitgeven.
Tot de organisaties behoren het
Nederlands-Israëlitisch
Kerkgenootschap (NIK), het Portugees-
Israëlitisch Kerkgenootschap (PIK), de
Nederlands-Israëlitische
Hoofdsynagoge (NIHS) en de stichting
Joods Bijzonder Onderwijs (JBO).
Zij maken zich zorgen over een fusie die
het JMW, dat 170 medewerkers telt, met een
aantal Joodse instellingen wil aangaan.
De nieuwe organisatie zal zich niet meer
beperken tot hulp aan Joodse jongeren,
maar Joden van alle leeftijden gaan
helpen. Dat is volgens de vijftien
organisaties in strijd met het doel van de
oorspronkelijke fondsen. Zij willen dat
het bedrag uit deze fondsen, in totaal 3,8
miljoen euro, bestemd blijft voor hulp
aan Joodse minderjarigen.
De fusie is volgens het JMW nodig om de
organisatie professioneler te maken.
Dat de banden tussen het bestuur van het
JMW en orthodox-Joodse instellingen
zoals het NIK en de NIHS daardoor losser
wordt, past volgens mr. T. Noordhof,
advocaat van het JMW, bij de tendens dat
„steeds minder Joden binding aan een
kerkgenootschap hebben.”
De vijftien Joodse organisaties
beschuldigen het JMW ervan het geld van de
fusiepartners te gebruiken om tekorten
op de eigen begroting weg te werken. Mr. H.
Loonstein, advocaat van de vijftien
organisaties, benadrukte maandag dat
zijn cliënten zelf niet op geld uit zijn,
maar alleen gewaarborgd willen zien dat
het beschikbare geld „in de geest van de
oorspronkelijke fondsen” wordt
besteed.
De rechter doet op 8 november uitspraak.
© Reformatorisch Dagblad.
