AMSTERDAM - Philip Staal (63) heeft bij het Joods Maatschappelijk Werk (JMW) een claim van 1,5 miljoen euro ingediend omdat joodse voogdij-instellingen die zich na de oorlog over wezen ontfermden, zouden hebben gefraudeerd.
Staal, die in Israel woont, zegt dat hij met zijn broer Marcel na de oorlog een vermogen had van 160.000 gulden, de erfenis van hun ouders, die in 1943 werden vermoord in het Poolse vernietigingskamp Sobibor. De broers zouden maar een deel van het bedrag hebben gekregen.
JMW, de rechtsopvolger van de stichting Le-Ezrath Ha-Jeled, die de voogdij had over de meeste oorlogswezen, ontkent dat geld is verdwenen. "Staal heeft geen enkel bewijs. Laat hij naar de rechter gaan. Wij hebben grote behoefte aan de waarheid," zegt JMW-directeur Hans Vuijsje.
Econoom Staal was betrokken bij de onderhandelingen met beurs, banken en verzekeraars over joodse tegoeden. Omdat de tegoeden van voogdij-instellingen tijdens die gesprekken niet ter sprake kwamen, deed hij zelf onderzoek.
Staal wil dat er een onafhankelijk onderzoek komt naar de vermogens van alle wezen. Hij vindt dat het JMW de zaak niet serieus neemt. "Het JMW verbood mij in zijn dossiers te kijken. Het is emotioneel moeilijk. Het is pijnlijk dat dit gebeurt in je eigen familie in de eigen joodse hoek." Staal denkt dat meer wezen gedupeerd zijn. "Het is heel moeilijk voor wezen. Die laten dit liever rusten."
Uit eigen onderzoek blijkt volgens Vuijsje dat Staal op zijn 21ste een afrekening heeft gekregen met daarop de effectenportefeuille. "Zijn broer Marcel heeft een machtiging afgegeven aan hun oom. Een kopie van die volmacht hebben we nog, inclusief een verklaring van de notaris. Op het moment dat alles wordt overgedragen, zijn wij niet meer verantwoordelijk. Misschien heeft Staal net als zijn broer ook een machtiging getekend, maar weet hij dat niet meer. Overigens heeft Staal na zijn meerderjarigheid grote bedragen gekregen. Iets van dertigduizend en 43.000 gulden."
Vuisje wijst erop dat de toeziend voogd en een accountant van de voogdij-organisatie controle uitoefenden op het geld van de weeskinderen. "Bovendien moest de rechter voor elke financiele handeling toestemming geven."
Misschien is niet alles goed gegaan, maar het kan volgens Vuijsje niet worden aangetoond dat zijn voorgangers hebben gefraudeerd. "Zij hebben hun best gedaan joods Nederland na de oorlog weer op te bouwen. De kinderen kennen het grote leed dat ze hun ouders niet gekend hebben. Ze zijn bij andere mensen of tehuizen gestopt. Ze kregen niet de liefde die hun ouders hun hadden gegeven. Maar deze instellingen en bestuurders hebben ontzettend hun best gedaan om goed voor deze kinderen te zorgen."
Openheid