De
www.groene.nl - 21 april 1999
 

De roofgoeroe
door Joeri Boom

Op 10 mei verschijnt 'Roof: De ontvreemding van joods bezit tijdens de Tweede Wereldoorlog' van Niod-onderzoeker Gerard Aalders. Het is het eerste deel van zijn analyse van de grootste roofcampagne uit de geschiedenis. 'Scheldpartijen laat ik tegenwoordig langs me afglijden.'

'ALS WE DE joden kunnen uitkleden, zijn we schathemeltje rijk, moeten de Duitsers gedacht hebben. In Nederland hebben ze een dikke één miljard gulden van de joden geroofd. Omgerekend naar het huidige prijsniveau is dat een slordige veertien, vijftien miljard gulden. Dat is een enorm bedrag, maar het viel de Duitsers waarschijnlijk wat tegen. Hun verwachtingen waren erg hooggespannen.'
Kasten vol archiefdozen met een grote L beheersen de werkkamer van Gerard Aalders, onderzoeker bij het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (Niod, voorheen Riod). De L staat voor looting, roof. Aalders schat dat hij inmiddels zo'n tachtig- tot honderdduizend pagina's aan archiefmateriaal heeft gekopieerd dat betrekking heeft op de roof van joods bezit in Nederland door de nazi's. Stukje bij beetje reconstrueerde hij de wrede Duitse superdiefstal. Nu, na acht jaar onderzoek, ligt zijn magnum opus bij de drukker. Tien mei, precies 59 jaar na de Duitse inval in Nederland, verschijnt het eerste deel, getiteld: Roof: De ontvreemding van joods bezit tijdens de Tweede Wereldoorlog. In de loop van de tijd zullen nog twee delen het licht zien. Het ene over het naoorlogse rechtsherstel (de restitutie van joodse eigendommen) en het andere over de roof van het monetaire goud.
Hij wil er niet te veel over kwijt, maar het eerste deel bevat 'een paar hoofdstukken die wel de aandacht zullen trekken'. Opnieuw vuurwerk, na de Liro-affaire en andere onthullingen over achterovergedrukt joods bezit? Aalders' onderzoek is breed opgezet en bracht veel nieuws aan het licht. Nieuwe informatie bijvoorbeeld over de verhandeling van joodse effecten door de Amsterdamse financiële wereld. En een en ander over de houding van de Nederlandse regering ten opzichte van joden die tegen grof geld emigratiepapieren bij de nazi's loskregen. De Nederlandse regering in ballingschap zag dat als handelen met de vijand. Na tien mei zullen we daarover het fijne weten.

DE KIEM VAN Aalders' langdurige onderzoek ligt in het boek Zaken doen tot elke prijs uit 1989, over de economische collaboratie van neutrale staten tijdens de Tweede Wereldoorlog. In het boek, geschreven samen met de politicoloog Cees Wiebes, wordt onder meer uit de doeken gedaan hoe door de Duitsers geroofde joodse effecten in handen kwamen van de machtige Zweedse familie Wallenberg. Dat leidde in Zweden tot grote commotie. Aalders: 'Helaas voor ons verscheen het boek in de week dat de Berlijnse Muur viel. Daar was niet tegenop te boksen.'
In Nederland verscheen Zaken doen tot elke prijs op een gunstiger tijdstip, in 1990, begeleid door een flinke dosis media-aandacht. De uitstekend ingewerkte amateur-speurders Jaap Soessan en Chaim Natkin van de Stichting Slapende Joodse Fondsen Slajovo) pikten de Zweedse effectenheling op en zorgden ervoor dat Aalders zijn onderzoek met geld van de stichting Joods Maatschappelijk Werk kon voortzetten in Nederland. Aalders: 'Ze wilden dat een historicus zou uitzoeken hoe het hier in Nederland zat met de roof van joodse effecten en obligaties. Het zwaartepunt legden we bij de effecten en obligaties, het beurs- en bankwezen. Het onderzoek werd een beetje stilgehouden, want er bestond de kans dat men het niet serieus zou nemen. Het onderwerp speelde hier toen nog helemaal niet.'
Dat veranderde in 1995, toen eerst bekend werd dat Zwitserse banken nog steeds omvangrijke joodse tegoeden in beheer hadden en iets later dat er geroofd monetair goud in hun kluizen lag. Vanaf dat moment volgde de ene onthulling na de andere over achterovergedrukt joods bezit. Joodse organisaties werden wakker en Gerard Aalders werd door de media gebombardeerd tot roofgoeroe. Aalders kreeg zoveel vragen naar de achtergronden van de naziroof en de restitutie van joods bezit na de oorlog, dat hij besloot zijn onderzoek te verbreden. Het boek dat nu verschijnt behandelt de totale roof door de nazi's. Van huisraad tot effecten.

AALDERS: 'Je ziet al direct vanaf 1933 een systeem ontstaan. Steeds meer onteigeningsfasen worden in gang gezet. De roof wordt een mechanisme. Het is heel goed mogelijk dat een kleine groep heeft besloten hoe dat mechanisme in zijn werk moest gaan. Net als bij de Endlösung. Maar het is niet te bewijzen, totdat je er een document over vindt.'
Tot Dolle Dinsdag (5 september 1944), toen de paniek toesloeg en de Duitsers pakten wat ze pakken konden, had de roof het karakter van een gestroomlijnde operatie met een wettig aanschijn. De joden werden officieel niet bestolen, maar bij wet inleveringsplichtig gemaakt.
Aalders: 'Voordat de Duitsers in Nederland aan de slag gingen, hadden ze druk geoefend in Tsjechoslowakije en Oostenrijk. Alles was gebaseerd op wettelijke verordeningen. Allereerst de aanmelding. Daardoor wisten ze precies wát er te halen was en bij wie. De volgende fase was de onteigening bij wet, de feitelijke beroving. Ze hebben in Nederland zo'n twaalf, dertien verordeningen nodig gehad om de joden volledig uit te kleden. Ze begonnen met onpersoonlijke zaken als stichtingen en verenigingen. Daarna volgden de bedrijven, en ten slotte pakten ze het privébezit aan.'
De wettelijke lijnen waarlangs de roof verliep dienden om de operatie te verdoezelen. Er mocht geen paniek ontstaan. Maar ook om andere redenen hechtte Hitler aan een beschaafde, constitutionele façade. Aalders: 'Hitler probeerde zijn dictatorschap en zijn misdaden te bedekken. Waarom denk je dat de mensen met een stukje zeep de gaskamer ingingen? Bij de roof zie je hetzelfde verdoezelende. In Nederland liep alles via de bank Lippmann, Rosenthal & Co., filiaal Sarphatistraat. Dat is heel bewust gedaan, zodat de joden zouden denken: het is niet leuk dat we alles moeten inleveren, maar het is bij een bank van goede naam en faam, dus het zal wel loslopen. Zelfs na het besluit alle joden te vernietigen veranderde het systeem niet. Wel worden dan alle Lippmann, Rosenthal-rekeningen op een hoop gegooid in het Sammelkonto. Waarom nog alles apart registreren als de joden toch niet meer terugkomen?'

HET BEDEKKEN van de roof werd tot in het absurde doorgevoerd. In Kiev vond Aalders een document waaruit bleek dat er werd gekocht, geruild en desnoods gekopieerd als de nazi's hun roof niet konden verhullen aan de hand van een verordening. Zo werden kopieën gemaakt van de geschriften van Meester Eckhart, omdat de instantie die ze in bezit had niet behoorde tot de ideologische vijanden van het Derde Rijk en er voor onteigening dus geen wetsgrond bestond. Aalders: 'We hebben het hier over de grootste plunderaars uit de geschiedenis, die hoe dan ook alle kostbaarheden in handen wilden krijgen. Maar als ze niet door "de wet" werden gedekt, werd er nauwelijks geroofd.'
Kunst was een geliefd roofobject. De nazi's waren uit op prestige: een kunstminnend mens is per definitie geen barbaar. Alleen de entartete kunst was niet geschikt voor Duitse collecties. Die werd simpelweg 'geruild' voor kunstwerken die beter in de smaak vielen. Voor Hitler werd een gigantische verzameling aangelegd, bedoeld als collectie voor zijn persoonlijke museum in Linz, het grootste dat Europa ooit zou kennen. Het museum kwam er niet, maar de bijeengebrachte kunstverzameling ging het voorstellingsvermogen van de grootste kunstliefhebber ver te boven.
Hitler had zijn eigen opkopers, net als Göring. Ook Rijkscommissaris Seyss-Inquart had een mannetje rondlopen. Daarnaast waren vele kleine particuliere handelaren actief. Er waren speciale Duitse eenheden die zich uitsluitend bezighielden met het verzamelen van gegevens over kunstwerken. Er werd zelfs tipgeld betaald voor het 'aanbrengen' van kunst. Niet alleen de top-nazi's, ook de Duitse musea deelden in de buit. In Duitsland werden talloze galerieën opgericht. Aalders: 'Vanaf eind mei 1940 is er een gigantische boom geweest in de kunstmarkt. Duitsers konden tijdens de crisisjaren nooit wat kopen, nu konden ze krijgen wat ze wilden. Er waren talloze kleine opkopers werkzaam voor de particuliere markt. Het kan best zijn dat er nog steeds schilderijen in Duits bezit zijn die er niet horen. Na de oorlog is veel geroofde kunst naar Amerika verdwenen. Van de topkunst is nog steeds twintig procent zoek, van de kleine kunst tachtig procent.'

AALDERS BESTEEDDE veel tijd in archieven. Niet alleen in Den Haag, ook in het buitenland. Onder meer in Palo Alto en Kiev: net als de geroofde voorwerpen kent het archiefmateriaal dat op de onteigening van de joden betrekking heeft een grote verspreiding. Naar aanleiding van zijn onderzoek schreef hij zo'n twintig artikelen, zowel wetenschappelijke als journalistieke, en gaf hij menige lezing in Nederland, de Verenigde Staten en Israel.
Aalders: 'De deur van het Niod gaat om zes uur dicht, maar thuis ga ik soms nog uren door. In het weekend lees ik boeken voor het onderzoek. Natuurlijk, het kruipt in je geest. Daar ontkom je niet aan. Als ik al die beelden van Kosovaarse vluchtelingen zie, verbind ik dat haast ongemerkt met de oorlog die ik onderzoek. Dan denk ik: die mensen zijn óók alles kwijt. In m'n onderzoek kom ik continu dingen tegen die me doen gruwelen, die barbaars zijn of erger dan dat. Daar worstel ik soms mee. Maar ik vind niet dat ik me daarover te veel moet uitlaten. Je moet oppassen dat zo'n boek niet verstikt in de waardeoordelen. In Zaken doen tot elke prijs stonden passages die ik nu anders zou opschrijven. Vooral van de uitroeptekens word ik niet goed. Er staat een aantal emotionele uitbarstingen in waarvan ik nu denk dat ze geen zin hebben. Het leest ook niet prettig, als je het mij vraagt. Voor de Engelse en Duitse vertaling zijn delen van de tekst herzien.'

AALDERS KWEEKTE naar eigen zeggen een flinke laag eelt op de ziel in de commotie die ontstond rond De affaire Sanders, een boek dat hij samen met Coen Hilbrink schreef tussen de bedrijven van zijn roofonderzoek door. Het boek bevatte explosief materiaal over Prins Bernhards NSDAP-lidmaatschap. Bovendien ontlokte De affaire Sanders een stroom aan wetenschappelijke kritiek. Met de bijdrage van Aalders was niets mis, maar de bijdrage van co-auteur Hilbrink werd door het historische establishment wetenschappelijk te licht bevonden. Tijdens een tumultueuze persconferentie distantieerde het Riod zich van Hilbrinks deel van het werk en deed Hilbrink op zijn beurt een boekje open over de manier waarop het prestigieuze instituut hem behandelde. Journalistiek Nederland verbond de gevoeligheden van het koningshuis met het in diskrediet brengen van één van de auteurs. Olie op het vuur was Aalders' zwijgzaamheid. Hij mocht van het Riod, zijn werkgever, niet vrijuit over de affaire spreken en kon het dus niet voor v
riend en co-auteur Hilbrink opnemen. Hier en daar werd geopperd dat Aalders dat wél had moeten doen, dat hij zich liet ringeloren en zelfs dat het getuigde van lafheid dat hij zweeg.
Aalders: 'Sinds dat gedoe ben ik gelouterd. Morele kritiek deert me niet meer. Waar ik wel gevoelig voor ben, is inhoudelijke kritiek. Maar scheldpartijen laat ik tegenwoordig langs me afglijden. Sommige mensen zullen denken dat ik een koude kikker ben, maar dat is niet zo. Je kúnt nu eenmaal niet dag in dag uit alles wat mensen over je werk vinden op je laten inwerken. Dat geldt zeker als het zo'n gevoelig onderwerp betreft als het mijne. Doe je dat wel, dan word je stapelgek.'
In de loop der jaren werd Aalders' ziele-eelt meermalen beproefd. Vanaf 1995 verscheen hij herhaaldelijk op de televisie om zijn licht te laten schijnen over het nazigoud dat in Zwitserse bankkluizen was gevonden. Aalders: 'In Nova gaf ik uitleg over wat het Jewish World Congres "het joodse goud" noemde. Ik heb daar verteld dat het geen joods maar monetair goud was, onder meer afkomstig uit de Nederlandsche Bank. Goud, dus, dat toebehoorde aan de hele Nederlandse gemeenschap, waartoe ook Nederlandse joden behoren. Naar aanleiding van die uitzending kreeg ik de vreemdste verwijten via de post en de telefoon. Dat ik niets van erfrecht begreep, dat ik als niet-jood over dit soort zaken mijn mond moest houden en meer van dat soort zaken. Kennelijk vinden sommige mensen dat je mededogen móet tonen.'
Vorig jaar ontstond commotie over een bijdrage van Aalders aan het onderzoeksrapport van de Commissie Van Kemenade, die net als Aalders onderzoek doet naar roof en recuperatie. Naar verluidt waren het vooral vertegenwoordigers van de joodse gemeenschap in de commissie die moeite hadden met Aalders' wetenschappelijke conclusie dat het naoorlogse rechtsherstel 'redelijk goed' was verlopen. Enige tijd later kreeg Aalders het zwaar te verduren op een congres in Jeruzalem, waar hij deze conclusie (nogmaals) toelichtte.
Aalders: 'Ik vertelde daar dat ik op grond van onderzoek concludeerde dat het rechtsherstel na de oorlog redelijk goed is verlopen. Redelijk goed, dat betekent dus absoluut niet perfect. Ik heb een ontzettende hoop mitsen en maren ingebouwd. De conclusie is gebaseerd op de ruimte die de wet bood en de tijd waarin die werd uitgevoerd. Maar de aanpak van het rechtsherstel was koud, legalistisch en buitengewoon bureaucratisch. Dat heb ik óók verteld, maar dat hoort niemand.'
In de congresbankjes zaten veel Nederlanders die direct na de oorlog naar Israel waren geëmigreerd. Aalders: 'Er was iemand die zei: "Weet u wel dat de Nederlandse regering na de oorlog het land heeft opgebouwd met geld dat van ons is gestolen? Wat vindt u daarvan?" Ik kon alleen maar antwoorden dat ik daar helemaal niets van vond. Dat is geen vraag maar een statement. Het heeft geen zin daarop in te gaan. Op zo'n moment blijf ik ijzig kalm en dat lokt weer een reactie uit. Zo blijf je bezig.'
Aalders is een wetenschapper pur sang. En wetenschappers oordelen niet. Aalders: 'Ik vind dat je moet oppassen met morele oordelen. Voor je het weet hang je de dominee uit. Iedere zin die ik opschrijf bevat woorden waarover ik wel twintig keer heb nagedacht. Dat meen ik écht. Ik geloof dat je het verhaal zo sec mogelijk moet opdienen, anders ontkracht je de lijn van het onderzoek. Het gaat erom dat we weten hóe het gebeurd is. De mening van Aalders doet er niet toe.'
Maar toch, ergens diep van binnen knaagt het. 'Ik kom misschien wat rigide over als ik hierover praat', zegt hij. 'Ik begrijp de felle reactie van sommigen over het rechtsherstel. En ik heb daar óók een mening over, maar ik wil niet dat die door mijn onderzoek heen loopt. Dat is een keuze. Ook ik vind dat het rechtsherstel anders had gekund. Er had veel meer consideratie met de slachtoffers getoond kunnen en móeten worden. Als het aan mij lag, kreeg iedereen wiens sieraden zijn geroofd een schadevergoeding. Maar het is Gerard Aalders maar die dat vijftig jaar na dato zegt. We leven in een totaal andere tijd. En hoe verwerk je zoiets in je tekst? Dan had ik een heel ander boek moeten schrijven. Ik zou een oeverloos terrein betreden en terechtkomen in het moeras van "als" en "dan".'
Gelukkig is er een oplossing voor het dilemma van de wetenschapper. En Aalders heeft die met beide handen aangegrepen. In voorwoord en conclusie van deel één van zijn magnum opus zullen we de persoonlijke mening van de roofgoeroe lezen, belooft hij. Daartussenin geklemd de uitputtend onderzochte, bikkelharde historie van de grootste roofcampagne uit de menselijke geschiedenis.

Gerard Aalders, Roof: De ontvreemding van joods bezit tijdens de Tweede Wereldoorlog. Uitgeverij SDU. ISBN: 90-12-08747-3. Vanaf 10 mei verkrijgbaar.

copyright! © Joeri Boom / De Groene Amsterdammer

top