Congres Still Going Strong, 1945-2005
Childsurvivors of the Holocaust, Amsterdam, 19-22 augustus 2005
Zondag 21 augustus 2005
 

Lezing Philip Staal - een oorlogswees vertelt zijn verhaal


Goedemiddag dames en heren,

Mijn naam is Philip Staal en ik woon sinds 1963 in Israël. Ik ben getrouwd, heb vier kinderen en 13 kleinkinderen.
Ik heb mijn verhaal opgedeeld in drie hoofdstukken, te weten:
1. Mijn jeugd
2. Mijn werk
3. Mijn hobby
Ik neem aan dat jullie het verschil weten tussen werk en hobby?
Met werken verdien je geld terwijl een hobby je alleen maar geld kost. In deze lezing zal ik het hebben over mijn ‘hobby’ WO II Tegoeden.

De omgeving waarin wij leven

Aardbevingg

Deze foto is genomen ergens in Zuid Amerika.
Een paar minuten nadat deze foto genomen was vond een aardbeving plaats, de aarde ging open, de koe verdween.
Dit, dames en heren, is de omgeving waarin wij leven.

Een aardbeving begint met primaire en secundaire trillingen, waarna de hoofdstoring komt en daarna de naschokken.
Instrumenten en beesten voelen als eerste de primaire en secundaire trillingen en kunnen hierop reageren.
Ik kan twee redenen bedenken waarom de koe aan zo’n tragisch einde kwam.
1. De koe kon niet vluchten doordat bijvoorbeeld de wei omheind was of dat hij niet werd toegelaten tot een ander grasveld.
2. Een andere reden kan zijn dat zijn instinct hem vertelde dat het wel zou meevallen. Bovendien, het gras in deze wei is zo lekker.

Vaak gebeuren de meest drastische en dramatische gebeurtenissen in ons leven onverwachts, zonder dat we er op voorbereid zijn dan wel dat wij een verkeerde inschatting maken.
Deze gebeurtenissen lopen als een rode draad door ons leven en hebben enorme en langdurige gevolgen voor ons.

De Sjoa was een aardbeving. Geen natuurramp maar een ramp veroorzaakt door mensenhanden.
Gedurende de periode 1930 tot 1940 waren er de primaire en secundaire trillingen. De hoofdstoring was gedurende 1940 - 1945 en de naschokken zijn voelbaar tot de dag van vandaag.

Afhankelijk van de grootte van de naschokken, verandert ons leven voor langere of kortere tijd.

Levensverhaal
Ik ben geboren op vrijdag 13 juni 1941 te Amsterdam, Plantage Muidergracht, gedurende de aardbeving.

21 mei 1943 werden Marcel (mijn broer) en ik, door tante Annie, een schoonzuster van mijn grootmoeder, op de fiets naar een geheime plaats in Amsterdam gebracht. Vanaf die plaats werden wij door ‘Oom Cor’ naar de Oude Utrechtseweg te Soest gebracht. Een huis gelegen tegenover de hei.
Sinds die dag zou ons leven niet meer hetzelfde zijn. Marcel mijn broer werd Mark en mijn naam werd Flip. We kwamen terecht in het Rooms Katholieke kinderhuis “Vertrouwen” onder leiding van mevrouw Dien van Woerden, de zuster van oom Cor.
Mijn ouders zouden de volgende ochtend ook naar een ‘veilig’ onderkomen vertrekken. Helaas, hebben Nederlanders (misschien wel buren) in de nacht van 21 op 22 mei 1943, ervoor gezorgd dat hun reisplan veranderd werd van onderduikadres naar enkele reis vernietigingskamp Sobibor via Westerbork.
Bij het einde van de oorlog waren er in kinderhuis ‘Vertrouwen’ zo’n 20 kinderen waarvan 4 Joodse kinderen.
Marcel en ik verbleven in kinderhuis ‘Vertrouwen’ tot juni 1946.

In juni 1946 verhuisden we naar de Rudelsheimstichting te Hilversum.
In december 1958, heb ik, als laatste pupil van de Rudelsheim-stichting, het licht uitgedaan. De Rudelsheimstichting werd gesloten, en ik verhuisde naar het Joods Jongenshuis te Amsterdam, waar ik een half jaar verbleef.

Vanaf augustus 1959 tot september 1963 huurde ik verschillende kamers te Amsterdam.
Eén van die kamers die ik gehuurd heb is mijn duurste, kostbaarste en beste investering uit mijn hele leven geworden. Op 4 augustus 1963 trouwde ik namelijk de dochter van de huisbaas. Ik betaal dus nog steeds voor deze kamer, echter, een investering met een hoger rendement is niet mogelijk.

Nadat ik mijn studie elektronica had afgerond zijn wij, 14 dagen na ons huwelijk, met scooter en met één koffer, naar Israël geëmigreerd. In Israël zijn onze vier kinderen en dertien klein-kinderen geboren.
Gedurende deze periode was ik werkzaam bij Elta, een dochter maatschappij van de Israel Aircraft Industry. Ik ben daar begonnen in 1963 in een schuurtje van de Israel Aircraft Industry, met twee ingenieurs. In 1972 toen ik wegging bij Elta werkte daar een paar duizend mensen. Elta is één van de belangrijkste leverancier van elektronische producten aan het Israëlische leger. Een project, ontwikkeld door mij, heeft in 1968 de ‘veiligheidsprijs van Israël gekregen.

Vanaf 1972 tot 1977 waren Henneke onze vier kinderen en ik, terug in Nederland voor mijn studie economie en statistiek. Overdag werkte ik bij Raytheon en later bij Searle. Mijn studie deed ik in de avonduren.

In 1973, de Jom Kippur oorlog, nam ik een maand vakantie van werk en studie en vloog naar Israël via London. De tweede dag van de oorlog was ik al, met mijn legereenheid, bij de Hermon.
Een collega en vriend van mij vroeg verbaasd “waarom moet je zo nodig het gevaar opzoeken, je vrouw en kinderen achterlatend in Nederland?” Zoals jullie bekend zal zijn antwoord een jood een vraag altijd met een wedervraag. Ik vroeg hem dus: ‘als jouw huis in brand staat, zou jij er dan niet naar toe gaan en helpen te blussen?” In Israël voelen wij ons thuis, in Nederland voel ik me een gast.

Sinds 1977 wonen we weer in Israël waar ik aan de Bar Ilan universiteit Strategic Planning studeerde, oprichter van en werkzaam was op de Marketing Research afdeling van het ministerie van Land- en tuinbouw, adviseur van de minister van landbouw was en mentor van studenten voor hun Master degree in Marketing was.

WO II Tegoeden
Gedurende de jaren heb ik gevochten in de Zesdaagse oorlog, Jom Kippur oorlog, Slom Hagalil. Ook hebben wij de golfoorlog meegemaakt en de intiefada. Echter, als wij, Nederlanders / ex-Nederlanders in Israël, het hebben over de oorlog, is het voor ieder duidelijk dat wij de Tweede Wereldoorlog bedoelen.

Jullie herinneren je vast nog wel het koetje, de aardbeving en de naschokken? Eén van de gebeurtenissen, die als een naschok van de Sjoa gekenmerkt kan worden was het Nederlandse rechtsherstel begin jaren 1950.
De rechtzaak en berechting van Eichman was ook een naschok van de aardbeving.
Een andere, meer recente naschok van de Sjoa, die ervoor zorgden dat mijn rustig leventje tot een abrupt einde kwam, was het vinden van de LIRO archieven (Lipman & Rosenthal) de zogenaamde roofbank, in 1997.

Begin 2000 kwamen de conclusies en aanbevelingen van de commissies- Kordes, -Scholten en –Van Kemenade beschikbaar.
Deze commissies hebben, volgens opdracht van het onderzoeksteam WO II Tegoeden, van alles betreffende het rechtsherstel Tweede Wereldoorlog onderzocht.

Resultaat van deze naschokken waren de morele claims, door de joodse gemeenschap neergelegd bij de Overheid, Verzekeraars, Banken en Beurs. Deze morele claims resulteerde in restitutie van geroofd joods bezit.
Ik voel het als een eer en voorrecht dat ik betrokken mocht zijn bij de onderhandelingen van de Verzekeraars en Overheid en als hoofdonderhandelaar namens “Platform Israël” bij alle onderhandelingen met de Amsterdamse Effectenbeurs / AEX en de Banken en later als penningmeester van de Stichting Maror-gelden, een klein steentje heb mogen bijdragen aan de voltooiing van het Nederlands rechtsherstel van de Tweede Wereldoorlog.

Geen tegemoetkoming van leed
De MAROR-gelden betreft restitutie wegens:
De onrechtvaardige naoorlogse Nederlandse wetgeving;
Wetgeving die geen rekening hield met het feit dat de joden, in tegenstelling tot anderen groeperingen in de samenleving tijdens de oorlogsjaren, systematisch beroofd zijn en daarna vermoord.

Over de verdeling van de MAROR-gelden is lang nagedacht en heftig gediscussieerd. Uiteindelijk is besloten dat 80% van de MAROR-gelden individueel verdeeld worden en 20% collectief. Maar hoe?
Eén ding stond vast: de MAROR-gelden zijn restitutiegelden en geen tegemoetkoming van leed. De verdeelsleutel kan/mag dus geen verband houden met leed. Bovendien, hoe kan men leed meten? Leed is immers subjectief.
Er is daarom besloten dat ieder hetzelfde krijgt en de maximaal portie per rechthebbende één is.

Dit laatste is, en het is goed om dit hier nogmaals te zeggen, speciaal gedaan om de wezen niet nog eens te benadelen bij de verdeling van de MAROR-gelden. Wezen, in tegenstelling tot kinderen die met ouders de oorlog hebben overleefd, kunnen geen portie krijgen als plaatsvervanger.

Zoals gezegd zijn de MAROR-gelden restitutie van geroofd joods bezit.
Ik heb de opdracht voor onderzoek, alsmede de rapporten van de commissies- Kordes, -Scholten en –Van Kemenade, gelezen.
Tot mijn verbazing kwam ik, in de opdracht tot Onderzoek en dus ook in de rapporten zelf, niets over het Vermogensbeheer van joodse WO II wezen tegen.
Het Vermogensbeheer van WO II wezen is nimmer onderzocht en ik praat hier over het jaar 2000.

Eén Groep is Vergeten
Er is geen onderzoek gedaan naar het Rechtsherstel door Joodse instellingen.

  • Er is geen onderzoek verricht naar Vermogensbeheer van Joodse Wo II wezen.

  • Er is geen onderzoek gedaan naar het Rechtsherstel van Joodse Verzekeraars.

  • Indien dit toeval is dan kan/moet dit nu gecorrigeerd worden.

    Vraagstelling aan JMW
    Op 13 juli 2000 werd de overeenkomst met de banken/beurs, als laatste in de rij, mede ondertekend door mij.

    Het werd dus tijd dat het vermogensbeheer van minderjarige WO II-wezen onderzocht zou worden.

    Mijn vraagstelling aan Vuijsje was:
    “Ik zou graag een beredeneerd en onderbouwd antwoord krijgen op de vraag of het vermogen van de joodse oorlogswezen door de voogdij-instellingen goed is beheerd.”

    Vermogensbeheer
    Deskundigen bij bewindvoering zeggen dat er te weinig controle op geldbeheerders is.
    Deskundigen hebben kritiek op de rol van de kantonrechters

    “De controle op bedrijven, stichtingen en personen die het geld beheren van mensen die onder bewind zijn gesteld, is niet goed geregeld.
    Kantonrechters en rechters-commissarissen die met deze taak zijn belast, besteden er weinig tijd aan en zijn er niet in gespecialiseerd.
    Dat zeggen diverse deskundigen en betrokkenen bij bewindvoering.”
    Kantonrechters zouden elk jaar een overzicht moeten krijgen van een Onderbewind-gestelde, maar volgens Blankman gebeurt het ook vaak dat rechters genoegen nemen met één verslag per vijf jaar. Blankman is universitair docent privaatrecht en lid van een commissie die de kantonrechters heeft geadviseerd.
    ,,Het toezicht laat zeer te wensen over'', zegt M. Kooi, voorzitter van de Branchevereniging voor Professionele Bewindvoerders en Inkomensbeheerders.
    Dit lees ik in NRC Handelsblad van 29 juli 2005, geschreven door redacteur Herman Staal (overigens, geen familielid van mij).

    Deze uitlatingen hebben betrekking op een Stichting in Amsterdam die het geld van circa driehonderd mensen beheerde die onder bewind waren gesteld. Het geld van deze mensen, die door de kantonrechter onder bewind zijn gesteld, is verdwenen. Deze stichting, laat een schuld achter van acht ton.

    Deze stichting is niet één van de joodse voogdij-instellingen. Het is de Stichting De Opstap te Amsterdam welke, eind juli 2005 failliet ging.
    Echter, indien de controle in het jaar 2005 slecht is dan was de controle op de bewindvoering in de jaren na Tweede Wereldoorlog zeker niet goed geregeld.

    Dit betekenend uiteraard niet dat men de conclusie mag trekken dat de vermogens van joodse WO II-wezen door de voogdij-instellingen niet goed zijn beheerd. Maar het betekent wel dat het een legitieme eis is om dit gedeelte van het rechtsherstel ook te onderzoeken.

    Noodzaak onderzoek is waarheidsbevinding

  • “Hebben de joodse voogdij-instellingen de erfenis van de joodse WO II-wezen goed beheerd?”

  • Bestuursleden, nabestaanden van bestuursleden alsmede de wezen, hebben recht om de waarheid te weten.

  • Gedurende 2000 heeft de onderzoekjournaliste Elma Verhey opdracht gekregen om het vermogensbeheer van joodse WO II-wezen te onderzoeken.
    Ik had daarom afgesproken met Vuijsje, directeur en bestuurder van JMW, om de resultaten van dit onderzoek af te wachten.

    Redenen om te onderzoeken
    Elk onderzoek begint ermee dat men of een opdracht krijgt of dat men zelf het een of ander gebeuren in het vizier krijgt, zich om de een of andere reden erover verbaast, nieuwsgierig wordt en vragen gaat stellen.
    Er bestaan algemeen gangbare regels waaraan een wetenschappelijke onderzoeker zich moet houden.
    Het doel van elk onderzoek is: het zo goed mogelijk antwoord geven op de gestelde vragen. Een wetenschappelijk onderzoek eist een systematische aanpak. Dat wordt bereikt door een zo goed mogelijk georganiseerde vraagstelling. Indien de vraagstelling steeds verschuift dan komt het onderzoek op losse schroeven te staan. Indien de vraagstelling ontbreekt dan krijgt de gedachten de vrije loop en is men bezig met het vertellen van een verhaaltje.

    Subjectieve en objectieve redenen kunnen een rol spelen bij de opdracht voor een onderzoek.
    Eén reden kan zijn “Zekerheid” en is objectief.
    Waarheidsbevinding, deskundigheid en integriteit zijn de belangrijkste pijlers voor dit onderzoek.

    Een andere reden kan zijn: bescherming van de opdrachtgever en is subjectief.
    Een directeur wil een bepaald project ontwikkelen, heeft hiervoor een budget nodig en moet de directie overtuigen dat dit project winstgevend voor het bedrijf is. Hij geeft opdracht voor een marktonderzoek en laat de onderzoeker weten wat de reden van de opdracht is alsmede welke conclusies hij verkiest.

    Voorwaarden voor wetenschappelijk onderzoek naar het vermogensbeheer van WO II-wezen zijn:

  • Integriteit

  • Onafhankelijkheid

  • Deskundigheid

    Onderzoek Verhey / Micheels
    Op 20 april 2005 werd het onderzoek ‘Kind van de rekening’ van onderzoek journaliste Elma Verhey gepubliceerd.
    Het vermogen van joodse wezen is na de oorlog niet goed beheerd, blijkt uit dat onderzoek. Niet alle kinderen hebben bij meerderjarigheid ontvangen waar ze recht op hadden.
    Ze onderzocht ruim vier jaar hoe voogdij-instellingen na de Tweede Wereldoorlog het vermogen hebben beheerd van kinderen van wie de ouders door de nazi’s waren vermoord.
    De conclusies van Verhey in Kind van de rekening, zijn volkomen anders en tegenstrijdig met haar visie op het gevoerde beheer zoals weergegeven in haar eerder gepubliceerde rapporten over dit onderwerp.

    Nog dezelfde dag neemt JMW afstand van Verhey’s onderzoek en pleit voor een nieuw onderzoek. Vuijsje verwijt Verhey geen degelijk research te hebben gepleegd.
    Verhey’s lezing in Israël van 16 december 2001 – naar aanleiding van haar tussentijds rapport -, haar rapport aan JMW van 22 oktober 2002 en haar rapport In het belang van ’s Rijks Schatkist van mei 2003, hadden allemaal een eensluidende eindconclusie “De joodse instellingen hadden de vermogens van WO II-wezen goed beheerd.”

    Naar aanleiding van deze drie rapporten schreef Vuijsje najaar 2004, in een paginagrote advertentie het volgende:
    "De integriteit en deskundigheid van beide onderzoekers (Verhey en Micheels) zijn onomstreden".

    Het is toch wel vreemd dat Vuijsje, na publicatie van Kind van de rekening, Verhey plotseling verwijt geen degelijk research te hebben gepleegd en afstand neemt van haar onderzoek en pleit voor een nieuw onderzoek.
    In ieder geval is JMW, met een vertraging van vijf jaar, het met mij eens dat er een onafhankelijk onderzoek door financiële deskundigen moet komen. Het onderzoek van Verhey is een historisch en geen financieel onderzoek. Elma Verhey is geen financieel deskundige – heeft ze ook nooit gepretendeerd te zijn - en ze heeft ook geen financiële deskundigen ingehuurd.
    Daarom pleit ik al jaren voor een financieel onderzoek. Het gaat immers om het beheer van het vermogen van WO II-wezen. Dit onderzoek komt niet in plaats van Verhey’s onderzoek. Dit onderzoek is aanvullend op het onderzoek van Verhey en moet uitgevoerd worden in samenwerking met financiële deskundigen.

    Hier is een onafhankelijke opdrachtgever en subsidie voor nodig.

    Hoe verder?
    In augustus 2004 heeft de Israëlische stichting, Lerichvat Jotsei Holland, aanvraag voor subsidie ingediend bij de collectieve MAROR-gelden, voor onderzoek “Vermogensbeheer WO II-wezen”.
    De aanvraag ging gepaard met een “Vraagstelling”, gespecificeerd budget, time-schedule en samenstelling van een onafhankelijk en deskundig onderzoeksteam.

    Het door MAROR beschikbaar gestelde bedrag was ca. 5% van het benodigde budget.
    Duidelijk dat met dit beschikbaar gestelde bedrag het onderzoek naar het vermogensbeheer WO II-wezen niet verwezenlijkt kan worden.

    MAROR verdeling

    De €266 miljoen individueel is inmiddels verdeeld, dus niet meer aanwezig.
    Van het collectief te verdelen bedrag van €66 miljoen was op 1 december 2004 – datum dat de SMO aftrad - toegezegd voor projecten zo’n €16 miljoen of 24% van de totale collectieve gelden.
    Daadwerkelijk was, tot die datum, €2,6 miljoen uitgekeerd en is minder dan 4% van de totale collectieve MAROR-gelden.

    Kosten onderzoek
    Het noodzakelijk budget voor een vermogensonderzoek WO II-wezen, ingediend bij MAROR is kleiner dan 0,2% van de totale collectieve MAROR-gelden.

    Beschikbaar gesteld door MAROR: ca. 5% van het ingediende en benodigde budget.
    Het is dus duidelijk dat dit project niet verwezenlijkt kan worden.

    Voor een onderzoek naar het beheer van het vermogen van WO II-wezen, werd beschikbaar gesteld door MAROR minder dan 0,01% van de collectieve gelden.

    Mijn vraag is dan ook: “Wil de joodse gemeenschap geen onderzoek naar het vermogensbeheer WO II-wezen?”
    In dit verband wil ik opmerken dat het toch wel erg opvallend is dat door de joodse gemeenschap tot nu toe weinig of geen aandacht is gegeven aan het lot van de joodse oorlogswezen. Dit in tegenstelling tot de gemaakte kosten en inspanningen door haar getroost, toen het in de jaren 1998-2000 ging om de resten van gestolen joods bezit door verzekeraars, banken, beurs en overheid. Is de joodse gemeenschap bang om het eigen functioneren van destijds kritisch te beschouwen?
    Indien alles correct afgehandeld is dan is er toch niks aan de hand en geloof me dan is er niemand die gelukkiger is dan ik.

    De Erfenis
    JMW kreeg in 1982 het Vruchtgebruik over de vermogens van de joodse weeshuizen.
    Men kan zich afvragen “van wie is dit vermogen? Van JMW of van WO II-wezen?”
    Deze vraag kan alleen beantwoord worden nadat antwoord is gegeven op de vraag “Heeft Le-Ezrath Ha-Jeled de erfenis van de wezen goed beheerd.” Maar hier is nu juist een onderzoek voor noodzakelijk om deze vraag te beantwoorden.
    Hiermee is de cirkel rond. Het is en blijft een legitieme vraag: “Waarom wil de joodse gemeenschap geen onderzoek?”

    De joodse gemeenschap heeft steeds verkondigd dat het moreel verwerpelijk en schandalig is indien de overheid, verzekeraars, banken en beurs zich zullen beroepen op verjaring. “Het is restitutie van geroofd geld en beroep op verjaring is niet moreel en is niet acceptabel voor ons."
    Waar zijn de joodse onderhandelaars van toen nu de joodse instelling JMW zich als enige beroept heeft op verjaring bij de rechter?
    Eén staat er voor u. Maar waar zijn al die anderen nu?
    Waarom horen we nu niks van het onderhandelingsteam WO II Tegoeden uit de jaren 1998-2000?
    Waar zijn de brave burgers van toen gebleven?
    Waar is Rob Wurms, Joop Sanders, Ronnie Naftaniël, Henri Markens, Micha Gelber, Avraham Roet en Ernst Numann?
    Waarom zwijgen ze nu?
    Is het omdat het om wezen gaat? Ik kan me dit niet voorstellen.
    Is het dan omdat het om een joodse instelling gaat? En denkt men dan:

    Horen, zien en zwijgen

    Ik wil niks horen
    Ik wil niks zien
    Ik zwijg

    Ik dank u voor uw aandacht.

    Copyright: Staal, Philip

    Lezersreacties
    Geef uw reactie

  • Sjalom Philip. Ben blij je lezing te lezen. Goed en duidelijk opgesteld. Was er ook nog tijd ingeruimd voor vragen, die gesteld konden worden (zoals je oorspronkelijk verwachtte). Dan zou het erg interessant zijn als je daar in een volgend item een verslag van zou kunnen geven.
    Ro Wiener (23 augustus 2005)

  • Jammer dat de lezingen tijdens "Still going strong" zo georganizeerd waren dat het niet mogelijk was meer dan 1 over dit geladen onderwerp te horen. Zou dat misschien met opzet zo gedaan zijn? Maar beter laat dan nooit, ik ben blij dat je duidelijke uiteenzetting nu toegankelijk is voor iedereen.
    Michal Elata (25 augustus 2005)
  • top